Als je vanuit de lucht neerkijkt op Nederland valt één ding meteen op: het aangeharkte landschap. De grond is verdeeld in woonruimte, (spoor)wegen, landbouwgrond en dus ook grond voor de natuur. Op het eerste oog druisen voedselbossen, waar planten en dieren volop hun gang kunnen gaan, in tegen het strak geordende landschap. ‘Initiatiefnemers van voedselbossen zetten zich af tegen de bestaande realiteit, tegen systemen als het kapitalisme en monocultuur die ook beïnvloeden hoe land wordt ingericht’, vertelt filosoof Elize de Mul.
De Mul legt uit dat er meerdere soorten voedselbossen zijn. Je hebt ‘rationele’ voedselbossen, gericht op productie, en kleinere zogenaamde ‘romantische’ voedselbossen die De Mul bestudeert voor haar onderzoek. ‘Binnen die romantische voedselbossen zijn er ook weer diverse varianten. Denk aan bossen gericht op educatie, recreatie, ontmoeting of gezondheid.’
Los van vervuilende systemen
Onder voedselbossers, initiatiefnemers achter voedselbossen, ziet De Mul de wens om nieuwe wereldjes te creëren. ‘Het verlangen naar een klein paradijsje, los van de systemen die ervoor zorgen dat we op dit moment in een klimaatcrisis zitten.’ Het is een van de redenen waarom voedselbossen De Mul enorm fascineren. ‘Maar ze scheppen ook ruimte voor andere ideeën over hoe we onze samenleving, ook met andere soorten, kunnen inrichten.’
Minstens zo fascinerend vindt De Mul de impliciete aannames die schuilgaan achter de keuzes die voedselbossers maken. ‘Hoe zien ze de positie van de mens in relatie tot andere levende wezens? Waarom willen ze bepaalde planten en dieren wél in het bos en anderen niet? Wat is volgens hen een voedselbos en wat niet? En hoe gaan ze om met het gedrag van niet-menselijke wezens?’
Al slenterend onderzoek doen
Om dit soort vragen te onderzoeken laat De Mul zich inspireren door een onderzoeksmethode van de Amerikaanse essayist en filosoof Henry David Thoreau: wandelen of slenteren, door theorie maar vooral ook de praktijk. ‘Een meanderende manier van kijken en onderzoeken waarbij je oog hebt voor van alles en nog wat en waar je niet per se tot één duidelijke conclusie komt.’
Vanaf mei gaat De Mul veldonderzoek doen waarbij ze voedselbossers interviewt in de vorm van een workalong. De interviews vinden plaats terwijl ze met voedselbosbouwers in het voedselbos wandelt en werkt. Afgelopen twee jaar volgde ze ook twee voedselbosdesigncursussen en liep ze een stage in een voedselbosproject in Gelderland. Dit jaar zal ze nog een stage volgen bij een ander project.
Hoe kun je op die manier impliciete aannames van voedselbossers openbaren? De Mul geeft een voorbeeld. ‘Op een middag hielp ik iemand tijdens een bezoek aan een voedselbos mee met oogsten, zaaien en mulchen (het bedekken van een bodem om de bodemkwaliteit te verbeteren). Aangekomen bij een klein Japans wijnbesstruikje vroeg ik of ik de bodem daar ook moest bedekken. Na even twijfelen antwoordde de man, die jarenlang voor Staatsbosbeheer had gewerkt dat we dat struikje mochten overslaan.’ De vrijwilliger was door zijn achtergrond erg bewust van dit struikje als een ‘invasieve exoot’ en de problemen die hierdoor zouden kunnen ontstaan in nabije ecosystemen. Hij had het daarom liever niet in het voedselbos gezien. ‘Hij gedoogde het struikje omdat het door een buurtbewoner was geïntroduceerd, maar dan moest die het wel op eigen kracht zien te redden.’
Als het gaat om de dieren die mensen in voedselbossen wensen zijn er vergelijkbare dilemma’s. ‘Is ieder dier welkom, ook al is het een bever die alle jonge appelboompjes aanvreet? Voor wie wordt er ontworpen; wordt er ook aan oncharmante of ongemakkelijke ‘anderen’ gedacht, of krijgen vooral charmante ‘posterdieren’, dieren die voor een mooi beeld zorgen, zoals bijen, een aandeel?’ Ook bij het planten van gewassen vallen er keuzes te maken: ‘Mag al het eetbaars voor verschillende wezens vrijuit groeien, of laat je je leiden door de dictatuur van de menselijke tong en verbouw je alleen voedsel dat mensen lekker vinden en kunnen eten?’
Een voedselbos op de campus?
Voedselbossen zijn projecten van de lange adem. ‘Eigenlijk kun je pas na vijf, tien jaar van een beginnend bos spreken.’ Liefst zou De Mul daarom dezelfde voedselbossen én voedselbossers voor een lange periode blijven volgen om te zien hoe voedselbossen bijdragen aan veranderende denkbeelden over de verhouding tussen de mens en diens leefomgeving. Of dat na haar tijdelijke aanstelling als postdoc lukt is nog maar de vraag: ‘Ik hoop in ieder geval aanzetten tot nieuwe denkrichtingen te ontdekken. En zou het niet leuk zijn een voedselbos op de campus te realiseren?’
Programma over voedselbossen tijdens filmfestival InScience
Tijdens filmfestival InScience sluit Elize de Mul aan bij een panelgesprek over de rol die voedselbossen kunnen spelen bij nieuwe vormen van voedselproductie. Benieuwd naar dit gesprek of naar andere programma’s tijdens InScience?