Symposium Goed-Fout
Symposium Goed-Fout

Kennis over de Tweede Wereldoorlog: waarom het leerzaam is dat scholieren zelf geschiedenis schrijven

De Tweede Wereldoorlog speelt nog altijd een grote rol in onze samenleving, maar er zijn steeds minder mensen die de oorlog hebben meegemaakt en daarover kunnen vertellen. Er zijn dus andere manieren nodig waarop nieuwe generaties zich de verhalen van de oorlog eigen kunnen maken én kunnen doorvertellen. Historici van de Radboud Universiteit helpen daarbij. Niet door een college te geven, maar door scholieren zelf aan het werk te zetten. ‘Door meerdere kanten van een verhaal te ontdekken, leer je ermee leven.’

Begin dit jaar zou het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging online komen, met daarin de dossiers van ruim 400.000 Nederlanders die met de bezetter zouden hebben gecollaboreerd, of daarvan verdacht werden. Kort voor de openbaarmaking besloot minister Eppo Bruins dat enkel de namen en niet de volledige dossiers online zouden komen. Desondanks vroegen al op de eerste dag duizenden mensen een afspraak aan om een dossier in te zien in het archief.

‘Het onderstreept maar hoezeer de oorlog nog leeft, ook ruim tachtig jaar later’, vertelt historicus Joost Rosendaal. Eén van de vragen die dan al snel opborrelt is of iemand goed of fout was in de oorlog. Rosendaal. ‘In Nederland denken we altijd dat wij de goeden waren. We willen óf slachtoffer zijn óf de held.’ 

Feit is echter dat er in Nederland ook genoeg mensen misdaden hebben begaan en hebben samengewerkt met de Duitsers. Die mensen bestempelen we graag als fout, maar hoewel daar mensen tussen zitten die onmiskenbaar slechte dingen hebben gedaan, is het te kort door de bocht om ze allemaal op een hoop te gooien,  stellen Rosendaal en zijn collega-onderzoeker germanist Paul Sars. Via het project Goed-Fout, waar beide wetenschappers aan meewerken, willen ze ruimte bieden voor verhalen waar niet het oordeel maar dieper inzicht in de context centraal staat.

Jodenjager of lieve opa?

Dit doen Sars, Rosendaal en hun collega’s allereerst door de klas in te gaan, scholieren uit te dagen om onderzoek te doen naar de Tweede Wereldoorlog en zélf verhalen te creëren. ‘De oorlog is nog volop aanwezig, maar vaak in de vorm van clichés’, legt Sars uit. ‘Denk aan een opa die bromt dat alle Duitsers nazi’s zijn. Hoe presenteer je dat verhaal aan nieuwe generaties, ook nu er steeds minder mensen zijn die uit eigen ervaring over de oorlog kunnen vertellen? Je kan wel als wetenschapper langsgaan en een heel verhaal afsteken, maar het blijft veel beter hangen als leerlingen zelf op onderzoek uit gaan en er hun eigen verhaal van maken.’ 

De projectleden voorzagen de leerlingen van bronnen over de oorlog en namen experts mee die konden helpen om het verhaal te construeren, bijvoorbeeld een podcastmaker en een illustrator.

Vervolgens was het aan de scholieren de taak om zélf het verhaal te vertellen. Ze gingen dieper in op de levensverhalen van Anton Wiebe en Martha Waaldijk: personen met twee gezichten. 

Anton Wiebe was een politieagent met de dood van twintig Joden op z’n geweten. Tegelijkertijd was Wiebe de lieve opa van Hennie Derks die pas op zijn 77-jarige leeftijd naar buiten durfde te komen met het oorlogsverleden van zijn grootvader. 

Martha Waaldijk: een pubermeisje, lid van de jongerenafdeling van de NSB en helemaal idolaat van Hitler, naar wie ze zelfs een felicitatiebrief stuurde voor zijn verjaardag. Tegelijkertijd was het een heel gewoon meisje met een konijn die boeken bij de bibliotheek leent (ook van Joodse auteurs) en die lol maakte met vriendinnen. Rosendaal: ‘Hoe valt dat doodgewone meisje te rijmen met degene die met de jeugdstorm over straat marcheerde en de koningin een verraadster noemde?’ In 1944 werd Martha opgepakt voor al haar NSB-werkzaamheden. Ze zat zonder proces twee jaar vast in een interneringskamp waar ze slechte voeding kreeg en bewakers haar begluurden. Toen ze uiteindelijk berecht werd, bleek dat ze zo’n anderhalf jaar te lang had vastgezeten.

‘Het laat zien hoe problematisch de categorieën goed en fout zijn’, stellen Sars en Rosendaal. ‘De acties van Wiebe en Waaldijk zijn bijvoorbeeld van een heel andere orde. Bovendien zie je dat ze niet enkel die slechte figuren zijn. Het zijn mensen met meerdere kanten. En ze hadden familieleden die van hen hielden. Door in hun verhalen te duiken ontdek je nieuwe perspectieven en daardoor ontwikkel je ambiguïteitstolerantie: je leert ergens mee leven en dat is belangrijker dan ergens over oordelen.’ Rosendaal en Sars benadrukken dat dit iets anders is dan relativeren. ‘Van Hitler zeg je niet “hij hield zo van zijn hond Blondie en hij was zo goed met kinderen”. Zo kun je de oorlogsmisdaden van Wiebe evenmin goedpraten door te stellen dat hij zo’n lieve opa was. Maar je kunt wel leren die tegenstellingen te verdragen, ermee te leren leven in plaats van alleen maar te oordelen over goed of fout.'

Minder snel oordelen

Wat deze verhalen wél illustreren is dat er gradaties van daderschap zijn, dat iemand zoals Martha Waaldijk zowel dader als slachtoffer kan zijn en dat er allerlei manieren zijn om een verhaal te vertellen. Het verhaal over Wiebe, zo demonstreerden scholieren van het Maurick College in Vught, kun je ook vertellen vanuit kleinzoon Hennie die langzaam achter het dubbelleven van zijn opa Anton komt.

Hoewel Goed-Fout op z’n eind loopt, hopen Sars en Rosendaal dat hun onderwijsmethode navolging vindt. Daarom organiseren ze op 22 oktober een symposium waar ze laten zien hoe je leerlingen kennis over de Tweede Wereldoorlog kan bijbrengen via co-creatie. ‘Dat ze kennismaken met meerdere perspectieven, helpt niet alleen verhalen uit de oorlog op een verantwoordelijke manier te vertellen. Het leidt er ook toe dat ze minder snel oordelen en in een polariserende samenleving is dat heel belangrijk.’

Symposium Goed-Fout

Het symposium Goed-Fout vindt plaats op woensdag 22 oktober in de Stevenskerk. Het bestaat uit een middag- en een avondprogramma. Tickets en meer informatie

Poster Symposium Goed/Fout

Contactinformatie

Thema
Geschiedenis, Onderwijs