Hoofdlijnenakkoord
Het afbrokkelen van rechtsstatelijk besef en de waarborging van mensenrechten is geen nieuw thema. Ook Jasper Krommendijk onderschrijft het: “We leven in onzekere tijden. Ik maak me bijvoorbeeld zorgen over het ‘hoofdlijnenakkoord’ van de nieuwe regering en de consistentie met mensenrechten en rechtstatelijke normen. Alleen al het plan voor inperken van de asielinstroom: je kunt wel naar de EU gaan en over een opt-out onderhandelen, maar dat is slechts één deel van het grotere geheel. Mocht je binnen een EU-context al iets weten te bewerkstelligen, dan heb je nog te maken met VN-mensenrechtenverdragen, het Vluchtelingenverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de eigen grondwet.”
Bij uitrol van dergelijke regeringsplannen zullen internationale instituties die als waakhond fungeren, hoogstwaarschijnlijk uitspreken dat deze in strijd zijn met deze verdragen. Krommendijk: “Maar als dat geen binnenlandse weerklank vindt en er geen Nederlandse advocaten of NGO’s (niet-gouvernementele organisaties, red.) opstaan om daar iets mee te doen, bijvoorbeeld in de vorm van een politieke lobby of rechtszaken, dan gebeurt er vrij weinig met die internationale kritiek. Dan zal een populistische regering die bezwaren snel naast zich neerleggen. De traditionele top-down focus op (internationale) verdragen, instituties, rechtbanken en controlerende instanties gaat voorbij aan bottom-up processen, waartoe activisten, belangengroepen, getroffen gemeenschappen en sociale bewegingen behoren. Je hebt die krachten vanuit de samenleving nodig om ermee aan de slag gaan en proberen om bij te sturen. Neem Hongarije als voorbeeld van hoe het mis kan gaan: daar is vanuit de EU veel kritiek op. Maar media, de wetenschap en de advocatuur zijn daar dermate weggedrukt, dat zij de rechtsstatelijke bezwaren niet goed kunnen adresseren. En de vlakken waar het in Hongarije misging – media en wetenschap – daar wordt door onze regering ook het geld weggestreept in het hoofdlijnenakkoord.”
Juridisch spel
De komende jaren gaan we in Nederland een samenspel zien om plannen uit het hoofdlijnenakkoord tegen te gaan, vermoed Krommendijk. “NGO’s, asielzoekers en advocaten zullen een beroep doen op mensenrechten en proberen die regeringsplannen onderuit te halen. Dat dwingt de rechter dan weer in de positie van boeman, omdat die tegen de regering moet zeggen ‘dat kan niet’. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is het zorgelijk dat we die rechter in die positie zetten; dat ondermijnt onze trias politica. Een daarbij horende zorg die ik heb – en daar doe ik zelf net zo goed aan mee – is dat er telkens een juridisch spel van gemaakt wordt. ‘Van verdragen mag het niet, van de EU mag het niet, et cetera’. Dan raakt hetgeen waar het om te doen is, die mensenrechten zelf, buiten beeld: waardigheid, rechtvaardigheid, kwetsbaren beschermen.”
Deze voorbeelden voeden de sceptische geluiden uit de wetenschap over mensenrechten. Krommendijk: “Mensenrechten zouden te top-down, te westers-imperialistisch en te neoliberaal zijn. Of het zou de structurele ongelijkheid niet voldoende adresseren. Ook rechters zelf hebben soms kritiek op internationale hoven en comités, omdat deze niet een volledig beeld zouden hebben van wat er gebeurt of omdat mensenrechtencomités uit onbezoldigde experts bestaan die niet totaal onafhankelijk zouden zijn.”
Mensenrechten als troefkaart
De kritiek op het bedrijf van mensenrechten komt dus van alle kanten. “Daarbij komt ook nog dat mensenrechten te pas en te onpas van stal worden gehaald: er vindt een ware vermenigvuldiging van mensenrechten plaats. Bijvoorbeeld in belastingrechtelijke context. Begin juni besloot de Hoge Raad dat de berekening van het inkomen uit vermogen in box 3 in strijd is met het EVRM. Moet je zoiets nou per sé als mensenrecht betitelen? Maar het blijft natuurlijk aantrekkelijk om kwesties zo te framen: iets benoemen als mensenrecht is een soort troefkaart die je van stal kunt halen om een bepaald belang te verdedigen. Er zijn heel veel verdragen en documenten op allerlei niveaus, dus je kunt je argumenten gemakkelijk kracht bij zetten.”
Ondanks al het voorgaande, hoeven we hier niet te pessimistisch over te denken, redeneert Krommendijk: “Ja, er is veel pessimisme, maar het is de vraag: doet dat ertoe? Onder de streep zijn we beter geworden van mensenrechten. In mijn eerder onderzoek heb ik bijvoorbeeld gekeken naar de effectiviteit van kritiek van VN-comités. Een voorbeeld dat ik noem in mijn oratie is de instelling van de kinderombudsman; dat is gebeurd na kritiek van de VN. In Nederland kijken wij best wel veel en zorgvuldig naar het Europese Hof van de Rechten van de Mens. Bindende rechterlijke uitspraken die gedaan worden door ‘Straatsburg’, worden echt wel zorgvuldig gewikt en gewogen door de regering en de rechterlijke macht. Je ziet dan vaak ook bijstelling naar aanleiding van een tik op de vingers. Een voorbeeld van zo’n aanpassing is de manier waarop strafrechters sinds begin 2021 omgaan met verzoeken tot het horen van getuigen tijdens strafzaken na het baanbrekende Keskin-oordeel.”