Militairen die zijn ingezet tijdens oorlogen of vredesmissies krijgen het predicaat ‘veteraan’, dat vooral na de diensttijd betekenis krijgt. Vanaf dat moment worden ze regelmatig als groep aangesproken. Ze kunnen bijvoorbeeld aanspraak maken op speciale zorg, financiële steun en begeleiding.
Maar naast die officiële status krijgen oud-militairen te maken met maatschappelijke opvattingen over veteranen en de (oorlogs)missies waarin zij dienden. Daarin voelen ze zich vaak onbegrepen, blijkt uit promotieonderzoek van antropologe Yvon de Reuver, onderzoeker aan het Nederlands Veteraneninstituut. Tijdens haar promotietraject aan de Radboud Universiteit interviewde ze bijna vijftig veteranen: oud-militairen die dienden in Libanon (1979-1985), Srebrenica (1994-1995) en Uruzgan (2006-2010).
Onbegrip
Uit eerder onderzoek bleek dat tachtig procent van de Nederlanders waardering zegt te hebben voor veteranen, maar dat slechts een derde van de veteranen die waardering voelt. De Reuver onderzocht de oorzaken van dat verschil. Veel geïnterviewden merkten op hoe weinig kennis er is in de samenleving van wat de krijgsmacht doet. De Reuver: ‘Ze krijgen vragen als: ‘hoeveel mensen heb je doodgeschoten?’ En sommige mensen vergelijken een militaire missie met backpacken in Azië.’
Veel van de geïnterviewde oud-militairen vinden het vervelend dat het begrip veteraan geassocieerd wordt met psychisch lijden, vervolgt de onderzoeker. Toch hebben ze die associatie zelf ook. ‘Ik sprak een heel actieve Libanonveteraan, die zelfs een mini-Libanonmuseum had. Maar toen ik vroeg wat veteraan-zijn voor hem betekende, antwoordde hij dat hij zich geen veteraan voelde, omdat hij geen psychische problemen had.’
Zulke tegenstrijdigheden kwamen vaker naar voren in het onderzoek. Zo praten veteranen onderling veel met elkaar over het onbegrip in de samenleving. Met buitenstaanders praten ze juist minder over hun oorlogservaringen, wat weer bijdraagt aan de onwetendheid.
‘Het is een soort vicieuze cirkel,’ zegt De Reuver. ‘Het gevoel onbegrepen te zijn versterkt het wij-zij-denken onder veteranen. Geïnterviewden noemen daarbij zelf ook eigenschappen die zij typisch vinden voor veteranen, zoals meer gericht zijn op actie en het collectief, in plaats van op praten en het individu, zoals gewone burgers.’