Gedurende het collegejaar staat de deur van het kantoor van Marc Smeets op de vijfde verdieping van het Erasmusgebouw op een kiertje. Om studenten het gevoel te geven dat ze bij vragen altijd langs kunnen komen. Maar in de maand augustus zit zijn deur potdicht. Terwijl hij er wél is. Smeets: ‘Op een lege verdieping voel ik mij dan – een beetje als een kluizenaar – de king of the campus.’
Vol met inspiratie wordt hij dan niet gestoord tijdens het schrijven aan zijn onderzoek dat moet uitmonden in een boekwerk. Smeets: ‘Ik doe onderzoek naar hoe de Engelse term home in de Franse literatuur wordt gebruikt. Dit gebeurde voor het eerst in de 19e eeuw, maar raakte in de 20e eeuw al gauw weer uit de mode. Zeker in de Franse literatuur is dit een interessant gegeven!’
‘Een belangrijk figuur is Thérèse Karr. Van haar vader had ik weleens gehoord: hij was schrijver, journalist en chef van de Franse krant Le Figaro. Maar deze Thérèse was mij volstrekt onbekend. Zij gebruikt ook het Engelse woord home in één van haar novellen. Ik heb een wetenschappelijk artikel geschreven om deze vrouw beter in beeld te brengen want er was helemaal niks over haar te vinden. Door onderzoek ontdekte ik dat haar vader haar nooit heeft erkend en door de archieven en kranten in te duiken heb ik haar sterfjaar achterhaald: 1887. Deze week heb ik te horen gekregen dat mijn artikel is goedgekeurd en wordt gepubliceerd in de Revue d'Histoire littéraire de la France!’
Toen Smeets naar huis fietste na zijn werk op de universiteit, kreeg hij een ingeving hoe hij het theoretisch kader voor zijn boek naar de ontwikkeling van het woord home in de Franse literatuur gaat aanpakken. Smeets: ‘Naast fietsen, krijg ik ook altijd veel inspiratie als ik wandel. Buiten zijn: dat is óók het fijne aan de zomer!’
Hoewel hij in de zomer het liefste op zijn kantoor op de campus aan het werk is, maakt hij ook één uitzondering: ‘Om het theoretisch kader van mijn boek inhoud te geven, zal ik na de zomer de Bibliothèque nationale de France in Parijs bezoeken. Gelukkig hoef ik mij daar in ieder geval niet druk te maken of ze een boek wel of niet zullen hebben!’
Tot nu toe heeft hij vijftien auteurs gevonden die home gebruiken in Franse literatuur. Smeets: ‘In het Frans zou je home kunnen vertalen met: maison, chez soi of foyer. Maar toch dekken al deze woorden niet de vele betekenissen die het woord home wél in zich heeft.’
Ook ligt er een heel dik boek op zijn bureau te wachten waar hij deze zomer vol in zal duiken. Smeets: ‘Dat is het eerste deel – van de drie delen - van de biografie van Victor Hugo. Een pil van wel 1300 pagina’s. Dat lees ik ter voorbereiding van een college dat ik in het kader van de master Language dit najaar zal verzorgen op de Universiteit van Amsterdam. Samen met studenten lezen we werken van Victor Hugo aan de hand van zes verschillende lieux de mémoire.’
Tot die tijd blijft hij genieten van alle rust op de campus: ‘Er zullen vast meer onderzoekers zijn die net zo prettig vinden als ik om onderzoek te doen op de campus hartje zomer. Soms ga ik zo in mijn werk op en heb ik zoveel inspiratie om te schrijven, dat ik mijn boterham achter mijn bureau eet en mijn kantoor niet eens uitkom. Hoe dan ook: het is wat mij betreft het best bewaarde geheim! Al kijk ik er ook erg naar uit als de studenten in september weer voor veel dynamiek en ruis op de campus zorgen!’
Dit verhaal is onderdeel van de zomerserie van Recharge waarin lezers de kans kregen om zélf een vraag aan wetenschappers te stellen. De redactie van Recharge gaat vervolgens met wetenschappers van de Radboud Universiteit in gesprek om antwoorden op te halen. Dit keer was de vraag: waarom is de zomerperiode voor een onderzoeker juist een fijne periode om te werken?