Nederlandse politieagenten en rechercheurs vinden dat het strafrecht onvoldoende ondersteuning biedt in hun werk. Die opvattingen worden door de meeste officieren van justitie en rechters niet gedeeld, maar door sommige wel. Zo komt in alle drie de groepen de opvatting voor dat rechters soms ‘te voorzichtig’ omgaan met de bewijsbeoordeling. Criminoloog Jelle Kort promoveert op 2 september aan de Radboud Universiteit op zijn proefschrift ‘Politiemensen, officieren en rechters over strafrecht. Een onderzoek naar opvattingen van drie groepen professionals over de strafrechtspleging in Nederland’.
Kort interviewde voor zijn onderzoek politiemensen, officieren van justitie en rechters. Hij keek in zijn onderzoek naar de opvattingen van de drie beroepsgroepen over de strafrechtspleging, maar onderzocht niet specifiek hoe die opvattingen hun functioneren beïnvloeden.
Criminaliteitsbeheersing versus rechtsbescherming
Politiemensen vertelden Kort onder meer dat ze ontevreden zijn over hoe bewijs wordt beoordeeld door rechters. Kort: ‘In de rechtbank heb je degelijk, juridisch bewijs nodig om iemand veroordeeld te krijgen. Directe bewijsmiddelen, forensisch bewijs of meerdere overtuigende getuigenissen maken een zaak tegen een verdachte pas echt sterk. Politiemensen zijn echter regelmatig overtuigd van schuld op basis van een waarschijnlijkheidsredenering. Als een verdachte bijvoorbeeld op een bepaald tijdstip op een bepaalde locatie is geweest, en omgaat met twijfelachtige figuren, is dat voor veel politiemensen een optelsom die kan leiden tot een overtuiging van schuld.’
Officieren van justitie en rechters bekijken de strafrechtspraktijk veel meer door een juridische bril, maar het traditionele beeld dat ‘het uniform’ de criminaliteit bestrijdt en dat ‘de toga’ staat voor recht en rechtsbescherming is te simpel, volgens Kort.
Ook onvrede bij rechters
‘Politiemensen voelen ergens wel aan wanneer een zaak op basis van het verzamelde bewijs moeilijk wordt, maar vinden dat het strafrecht daar anders mee om moet gaan en dat er anders gewogen moet worden,’ legt Kort uit. ‘Opmerkelijk genoeg kwam ik tijdens mijn onderzoek ook officieren van justitie en rechters tegen die menen dat hun collega’s te veel vraagtekens plaatsen bij het bewijs in strafzaken. Zij zijn van mening dat in sommige zaken het bewijs voor zich spreekt en vaker gewoon overgenomen kan worden. Wel is er een stuk minder onvrede over de strafrechtspleging onder rechters dan onder politiemensen en officieren.’
Volgens Kort ontstaat een verschil in perspectief door de rollen die de drie beroepsgroepen vervullen. ‘Zo zijn politiemensen eraan gewend te beslissen in the heat of the moment. Ook hebben ze meer direct contact met criminaliteitsslachtoffers in probleembuurten en krijgen daardoor sterk het gevoel ervoor verantwoordelijk te zijn dat de autoriteiten bescherming bieden.’
Mogelijke gevolgen
De onvrede met het strafrechtsysteem kan voor problemen zorgen. Kort: ‘Als politiemensen verwachten dat het strafrecht in hun ogen niet adequaat zal reageren, kan dat ertoe leiden dat ze zelf maatregelen nemen. Ze vertellen geneigd te zijn tot het uitdelen van veel boetes aan sommige probleemgevallen. Ook zien ze collega’s cynisch worden en vaker geweld toepassen.’
‘Voor beter politieoptreden is noodzakelijk dat er meer begrip komt over de werking van het strafrecht. Het zou goed zijn als de drie groepen elkaar meer ontmoeten en elkaars perspectief leren kennen. Politiemensen kunnen gaandeweg een beter idee krijgen van de juridische afwegingen, terwijl officieren en rechters de informatie uit de dossiers beter kunnen interpreteren en bevragen.’ Ook terugkoppeling naar de politie is belangrijk: ‘In kleinere zaken horen politiemensen veelal niet hoe het bij de rechter is afgelopen met “hun” zaak. Leg ze beter uit wat er nodig is en je beperkt het cynisme als een uitspraak voor een politieagent “tegenvalt”.’
Politiemensen, officieren en rechters blijken zich zorgen te maken over hoe het strafrecht wordt gezien in de samenleving. Kort: ‘Een veelgehoorde opvatting is dat voor burgers duidelijk moet zijn dat het plegen van strafbare feiten niet zonder strafrechtelijke consequenties blijft. De gedachte daarbij is vooral dat er iets recht moet worden gezet door strafrechtelijk optreden, maar een legitiem strafrechtsysteem vereist ook respect voor de spelregels, dat gerechtelijke dwalingen worden voorkomen en dat opgelegde sancties op termijn niet averechts werken.’
Meer informatie? Neem contact op met:
- Jelle Kort, j.kort [at] jur.ru.nl (j[dot]kort[at]jur[dot]ru[dot]nl), 06-46380350
- Wetenschapscommunicatie Radboud Universiteit, media [at] ru.nl, 024 361 6000