We feliciteren Sara Arts, Qiyan Ong en Jianying Qiu met de publicatie van hun onderzoek in Experimental Economics.
Lees hieronder de bevindingen van het onderzoek.
Er zijn veel beslissingen in het leven die mensen niet met het volste vertrouwen kunnen nemen. Er is aangetoond dat een gebrek aan beslissingszekerheid een groot aantal gedragsafwijkingen kan verklaren, zoals de kloof tussen bereidheid om te accepteren en bereidheid om te betalen, voorkeursomkeringen, stochastische keuzes en hyperbolische discontering bij intertemporele keuzes. Toch blijft er een groot probleem in deze studies: hoe meet je beslissingszekerheid op een betrouwbare manier?
Eerdere studies hebben meestal beslissingszekerheid uitgelokt door direct te vragen of mensen onzeker waren over hun keuzes. Door het gebrek aan prikkels en de expliciete verwijzing naar beslissingszekerheid, kunnen deze metingen te maken krijgen met gedragsvertekeningen zoals priming effecten en experimentele vraageffecten.
Voortbouwend op eerdere studies onderzochten Sara Arts, Qiyan Ong en Jianying Qiu of de manier waarop mensen randomiseren tussen opties gebruikt kan worden als een gestimuleerde gedragsmaat voor beslissingszekerheid. Ze tonen theoretisch aan hoe randomisatie voortkomt uit het optimalisatiegedrag van een individu dat geconfronteerd wordt met onzekerheid over haar voorkeur tussen twee opties. In twee experimenten waarin proefpersonen werden geconfronteerd met paren van opties (een loterij en een variërende zekere betaling), lieten ze proefpersonen randomisatiekansen kiezen volgens welke ze elke optie zouden ontvangen. Los daarvan verkregen ze twee maten van zelfgerapporteerd vertrouwen in de keuze tussen de twee opties. In het onderzoek werd de beslissingszekerheid verder exogeen gemanipuleerd door a) een eenvoudige loterij met twee uitkomsten en een complexe loterij met dezelfde verwachte waarde maar meer uitkomsten over een breder bereik van mogelijke waarden voor te stellen, en b) de ervaring van proefpersonen met de loterij te vergroten door hen ofwel de lotinguitkomsten te laten observeren of hypothetische keuzes te laten maken en de uitbetalingen van hun keuzes en de contrafeiten te laten observeren.
In overeenstemming met de theoretische voorspellingen vonden ze dat de randomiseringskansen van de proefpersonen sterk en positief gecorreleerd waren met de twee zelfgerapporteerde betrouwbaarheidsmetingen (mediaan Spearman-correlatie tussen 0,86 en 0,89). Verder leidde het verhogen van de complexiteit van de loterij tot een afname in zelfgerapporteerd beslissingszekerheid, terwijl het verhogen van ervaring met loterijen leidde tot een toename in zelfgerapporteerd beslissingszekerheid. Deze exogene veranderingen in zelfgerapporteerde beslissingszekerheid gingen gepaard met overeenkomstige veranderingen in randomiseringskansen. Als gevolg hiervan waren de correlaties tussen randomiseringskansen en zelfgerapporteerde maten van beslissingszekerheid robuust voor de exogene manipulaties van beslissingszekerheid.
In het algemeen levert de studie direct bewijs voor de verbanden tussen verschillende belangrijke concepten in de literatuur, zoals beslissingszekerheid, cognitieve onzekerheid, voorkeursonzekerheid/onzekerheid, onvolledige voorkeur, voorkeur voor randomisatie en stochastische keuze. De bevinding van een systematische relatie tussen randomisatie, alternatieve maten van beslissingszekerheid en stochastische keuze suggereert dat er mogelijk een gemeenschappelijke psychologische basis bestaat voor deze verschillende concepten.