Als tweetalige kinderen de ene taal gebruiken, kan die beïnvloed worden door hun kennis van de andere taal. Zo zou een Grieks-Nederlands kind aan een schuur kunnen denken, als het het woord apotheek hoort. Dit komt doordat het Griekse woord αποθήκη (uitgesproken als apothiki) ‘schuur’ betekent. Een Frans-Nederlands kind zou iets kunnen zeggen als ‘Waarom jij huilt?’ in plaats van ‘Waarom huil jij?’, omdat dat in het Frans (‘Pourquoi tu pleures?’) een prima zin is.
'Dit soort voorbeelden betekenen niet dat tweetalige kinderen in de war zijn of dat ze een taalachterstand hebben´, zegt taalwetenschapper Elly Koutamanis. ´Het laat alleen iets zien over hoe een taal wordt verwerkt. Om een woord te kunnen gebruiken, slaan we informatie op over bijvoorbeeld de woordvorm en de betekenis. Die informatie wordt in je hoofd geactiveerd als je luistert of praat. Bij tweetalige kinderen wordt informatie uit beide talen geactiveerd. Hierdoor kunnen de twee talen elkaar in de weg zitten, maar het kan ook positief zijn. Een Grieks-Nederlands kind heeft waarschijnlijk minder moeite met een woord als xylofoon dan een eentalig Nederlands kind, omdat het Griekse woord ξυλόφωνο (uitgesproken als xylofono) hetzelfde betekent. Dat woord wordt dan simpel gezegd dubbel geactiveerd.’
Beïnvloeding
Koutamanis testte hoe tweetalige kinderen woorden uit beide talen hebben opgeslagen en verwerken. Kinderen tussen 3 en 11 jaar oud, die naast Nederlands ook Duits, Engels, Spaans, Grieks of Turks spraken, deden tests waarbij de snelheid en nauwkeurigheid van woordherkenning en -productie werden gemeten. De resultaten tonen aan dat het mentale woordenboek van tweetalige kinderen de vormen en betekenissen van beide talen verbindt en deelt, waardoor ze elkaar beïnvloeden. Kinderen herkenden bijvoorbeeld woorden die in hun twee talen op elkaar lijken - zowel qua vorm als betekenis, zoals appel en Apfel - sneller dan andere woorden. De mate van beïnvloeding tussen de twee talen hangt wel af van verschillende factoren, zoals welke van de twee talen een kind het vaakst hoort of gebruikt en hoeveel de twee talen op elkaar lijken.
Gevolgen voor onderwijs
De belangrijkste conclusie van Koutamanis’ onderzoek is dat kennis van beide talen elkaar dus in allerlei situaties kan beïnvloeden, ongeacht de specifieke talen. Tweetalige kinderen kunnen hun andere taal niet zomaar ‘uitzetten’. ‘Dat heeft ook gevolgen voor het opvoeden en onderwijzen van tweetalige kinderen’, zegt Koutamanis. Ze was zelf een tweetalig opgroeiend kind van twee Griekse ouders. In haar basisschoolklas in Delft had meer dan de helft van de kinderen een ouder die een andere taal sprak. ‘De nadruk lag op het Nederlands. Als dat niet goed ging, was er angst voor een taalachterstand. Voor de andere taal was geen ruimte. Maar dat betekent niet dat die niet actief was. Het is zonde om daar geen gebruik van te maken, zeker omdat eerder onderzoek heeft aangetoond dat het onderdrukken van een taal die je goed spreekt veel cognitieve moeite kost. Terwijl een kind dus juist kan profiteren van tweetalige kennis: woorden worden sneller verwerkt en beter gekend als ze gebruik kunnen maken van hun andere taal. Bijvoorbeeld met meertalig voorlezen, waarbij een boek dat het kind al kent in de thuistaal wordt voorgelezen in het Nederlands of andersom. Ze leren woorden zo veel sneller.’