Het Wetboek van Strafrecht stamt uit 1886. Hoe zou het ‘moderne’ materiele strafrecht moeten worden vormgegeven? Op 8 februari verscheen een speciale editie van Delikt & Delinkwent waarin diverse materieel strafrechtelijke thema’s in dit kader ter discussie worden gesteld. Van de vijf artikelen zijn er vier afkomstig van onderzoekers van de Nijmeegse rechtenfaculteit.
Het themanummer is geïnspireerd op de vraag ‘hoe zou een modern Wetboek van Strafrecht eruit moeten zien?’. Universitair hoofddocent Straf(proces)recht Sjarai Lestrade, één van de meewerkende Nijmeegse strafrechtonderzoekers, licht toe: “Het wetboek stamt uit het jaar 1886. Op dit moment is er een groot project aan de gang om het strafprocesrecht (dus het Wetboek van Strafvordering) te moderniseren; dat wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer. Maar eigenlijk zou je dezelfde vraag kunnen stellen bij het Wetboek van Strafrecht. Het wordt overigens niet op korte termijn gemoderniseerd; alleen al door het project rondom het Wetboek van Strafvordering is daarvoor simpelweg geen geld. Maar dat neemt de noodzaak niet weg om die discussie te voeren: we vinden dat hierin een voorhoedefunctie is weggelegd voor de wetenschap.”
Inmiddels is er een lijvige special van Delikt & Delinkwent samengesteld waarin die discussie ten aanzien van verschillende deelthema’s wordt aangezwengeld. Het artikel van Lestrade verkent de mogelijkheid voor een sociaal-ecocentrisch strafrechtstelsel. Lestrade: “We hebben nu een systeem dat heel antropocentrisch georiënteerd is, dat wil zeggen dat de individuele mens in het heden centraal staat. Momenteel zie je een ontwikkeling bij verdragen en beleid waarbij we afspraken maken over duurzaamheid en er gekeken wordt naar de balans tussen people, planet & profit. Daar is het huidige strafrechtsysteem niet op ingericht. Wat zouden de gevolgen zijn als we naar een sociaal-ecocentrisch systeem gaan? En is het strafrecht überhaupt wel een geschikt middel om duurzaamheidsafspraken af te dwingen?”
Verder buigt universitair docent Strafrecht(proces)recht Elco Nab zich over de vraag of er herziening noodzakelijk is bij strafbaarstelling in de voorfase. Nab: “In het Nederlandse Wetboek van Strafrecht staan al enige jaren twee algemene bepalingen waarin staat dat poging tot en voorbereiding van alle misdrijven strafbaar is, maar het Wetboek bevat daarnaast (mede van oudsher) ook allemaal losse artikelen die heel specifieke vormen van poging en voorbereiding strafbaar stellen. Die artikelen wijken soms af van de algemene bepalingen, zonder dat daarvoor een goede reden lijkt te zijn. De vraag is of deze artikelen wel voldoende toegevoegde waarde hebben, of dat ze overbodig zijn en beter zouden kunnen worden geschrapt.” De bijdrage van Nab laat zien op welke punten de artikelen afwijken van de hoofdregel, bespreekt de juridische bezwaren tegen het schrappen van deze losse artikelen en schetst ook mogelijke oplossingen voor die bezwaren.
Docent Straf(proces)recht Maartje Kouwenberg richtte zich op strafbaarstelling van computercriminaliteit: daar is in zo’n oud wetboek natuurlijk geen rekening mee gehouden. Kouwenberg: “In de afgelopen dertig jaar zijn verschillende vormen van computercriminaliteit strafbaar gesteld. Daarbij heeft de wetgever alleen niet expliciet benoemd wat hij precies wil beschermen met die strafbaarstellingen: zijn dat computers zelf, de gegevens die daarin zijn opgeslagen, of misschien allebei? Dit levert in de praktijk problemen op, bijvoorbeeld bij de interpretatie van de strafbaarstellingen. Welk gedrag is nu precies strafbaar? Ook maakt dit het lastig de keuzes van de wetgever kritisch onder de loep te nemen: zijn de belangen die de wetgever wil beschermen wel belangrijk genoeg om een zwaar middel als het strafrecht in te zetten? Als het Wetboek van Strafrecht gemoderniseerd wordt, is het advies dan ook om meer aandacht te besteden aan de belangen die het strafrecht beschermt en moet beschermen: dat helpt praktijkjuristen en faciliteert de discussie over het bereik van het strafrecht.”
Hoogleraar Ondernemingsstrafrecht Daan Doorenbos richt zich in zijn artikel over de juridische constructie genaamd de rechtspersoon: “De rechtspersoon is een bijzonder rechtssubject. In de kern is het een juridische constructie, die vrij moeiteloos van gedaante kan wisselen. Zijn bestaan binnen het strafrecht roept tal van vragen op, maar het Wetboek van Strafrecht bevat nauwelijks bepalingen die antwoord geven. Deze stand van zaken is historisch verklaarbaar, maar zou niet zo moeten blijven. Het is tijd dat de wetgever in actie komt.” In Doorenbos’ bijdrage wordt een aanzet gegeven voor thema’s die in een nieuw wetboek nader geregeld zouden kunnen worden.
Het themanummer van Delikt & Delinkwent is onder meer te lezen via InView.