Historicus Tim Riswick zit tevreden achter zijn computer: ‘Op de ochtend van de lancering van doodsoorzaken.nl zijn er al acht scans van de doodsoorzakenregisters ingevoerd.’
Riswick was ook betrokken bij het project Dood in Amsterdam waar de doodsoorzaken van 625.563 Amsterdammers die zijn overleden tussen 1854 en 1950 achterhaald. ‘Amsterdam is een interessante stad als case voor onze onderzoeksvraag. Amsterdam was in de 19e eeuw al een grote stad en liep voorop met medische ontwikkelingen. De rijken gingen in die periode minder snel dood dan de armen, op de joodse bevolking na.’
Als historicus vindt Riswick dit het interessantste vraagstuk: wat zeggen die sterfgevallen over hoe mensen in die stad leefden? Riswick: ‘Joden leefden in arme wijken, maar onder hen waren er minder sterfgevallen in het algemeen, en de pokkenepidemie in 1871 in het bijzonder. Waar dat aan ligt? Waarschijnlijk waren Joodse mensen sneller geneigd zich te laten vaccineren. En daarnaast waren vooraanstaande Joodse dokters in die tijd.’
Ruim 800 vrijwilligers hielpen mee om de doodsoorzaken digitaal in te vullen. Riswick is blij met alle hulp van de vrijwilligers: ‘Amsterdam is natuurlijk veel groter. We verwachten nu niet zóveel doodsoorzaken te achterhalen, maar alle handjes zijn welkom!’
Die vrijwilligers waren bij Dood in Amsterdam vooral Amsterdammers of mensen die lange tijd in Amsterdam hebben gewoond. Riswick: ‘Een aantal waren gepensioneerd huisarts. Historici zoals ik bezitten over de kennis uit de boeken, zij bezitten de medische kennis én natuurlijk de nodige ervaring uit de praktijk. Dat maakt het interessant om van elkaar te leren.’
Ontcijferen
Al zijn die doodsbriefjes en doodsoorzakenregisters nog vrij lastig te ontcijferen. Er staat veel informatie van de overledene op, zoals: de datum en maand van overlijden, het adres, het beroep en de gevolgen waaraan diegene is overleden. Dokters schreven in die tijd nog handmatig de doodsbriefjes bij een sterfgeval, waarop bovendien vaak Latijnse termen voorkomen. ‘Het is even puzzelen om de handschriften soms te ontrafelen, maar dat vinden de vrijwilligers vaak leuk! Des te blijer wordt een vrijwilliger als het herkenning oproept en bijvoorbeeld een doodsbriefje tegenkomt met het adres erop waar de vrijwilliger nu woont.’