Ziekenzaal IV in het Sint Elisabeths Gasthuis, met patiënten en personeel ca. 1900. Beeldcollectie gemeente Haarlem.
Ziekenzaal IV in het Sint Elisabeths Gasthuis, met patiënten en personeel ca. 1900. Beeldcollectie gemeente Haarlem.

Waaraan stierven Haarlemmers en Zwollenaren eind 19e eeuw? Onderzoekers van de Radboud Universiteit zoeken dit met hulp van burgerwetenschappers uit

Wat zijn de doodsoorzaken van Amsterdammers die overleden zijn tussen 1854 en 1950 en wat zegt dat over de stad? Met de hulp van 800 betrokken vrijwilligers konden onderzoekers van de Radboud Universiteit antwoord op deze vragen geven. Het smaakt naar meer. Nu gaat het team aan de slag om ook doodsoorzaken in Haarlem en Zwolle te achterhalen, wederom met ‘burgerwetenschappers’.

Historicus Tim Riswick zit tevreden achter zijn computer: ‘Op de ochtend van de lancering van doodsoorzaken.nl zijn er al acht scans van de doodsoorzakenregisters ingevoerd.’

Riswick was ook betrokken bij het project Dood in Amsterdam waar de doodsoorzaken van 625.563 Amsterdammers die zijn overleden tussen 1854 en 1950 achterhaald. ‘Amsterdam is een interessante stad als case voor onze onderzoeksvraag. Amsterdam was in de 19e eeuw al een grote stad en liep voorop met medische ontwikkelingen. De rijken gingen in die periode minder snel dood dan de armen, op de joodse bevolking na.’

Als historicus vindt Riswick dit het interessantste vraagstuk: wat zeggen die sterfgevallen over hoe mensen in die stad leefden? Riswick: ‘Joden leefden in arme wijken, maar onder hen waren er minder sterfgevallen in het algemeen, en de pokkenepidemie in 1871 in het bijzonder. Waar dat aan ligt? Waarschijnlijk waren Joodse mensen sneller geneigd zich te laten vaccineren. En daarnaast waren vooraanstaande Joodse dokters in die tijd.’

Ruim 800 vrijwilligers hielpen mee om de doodsoorzaken digitaal in te vullen. Riswick is blij met alle hulp van de vrijwilligers: ‘Amsterdam is natuurlijk veel groter. We verwachten nu niet zóveel doodsoorzaken te achterhalen, maar alle handjes zijn welkom!’

Die vrijwilligers waren bij Dood in Amsterdam vooral Amsterdammers of mensen die lange tijd in Amsterdam hebben gewoond. Riswick: ‘Een aantal waren gepensioneerd huisarts. Historici zoals ik bezitten over de kennis uit de boeken, zij bezitten de medische kennis én natuurlijk de nodige ervaring uit de praktijk. Dat maakt het interessant om van elkaar te leren.’

Ontcijferen

Al zijn die doodsbriefjes en doodsoorzakenregisters nog vrij lastig te ontcijferen. Er staat veel informatie van de overledene op, zoals: de datum en maand van overlijden, het adres, het beroep en de gevolgen waaraan diegene is overleden. Dokters schreven in die tijd nog handmatig de doodsbriefjes bij een sterfgeval, waarop bovendien vaak Latijnse termen voorkomen. ‘Het is even puzzelen om de handschriften soms te ontrafelen, maar dat vinden de vrijwilligers vaak leuk! Des te blijer wordt een vrijwilliger als het herkenning oproept en bijvoorbeeld een doodsbriefje tegenkomt met het adres erop waar de vrijwilliger nu woont.’

Het invoeren van doodsbriefjes

De planning is dat volgend jaar de onderzochte doodsoorzaken van Amsterdammers openbaar worden. ‘Dan kunnen mensen in de database zelf opzoeken waar een Amsterdammer tussen 1854 en 1940 aan is overleden. Handig voor stamboomonderzoekers om de doodsoorzaak van hun voorouder kunnen te achterhalen. Nu we van start gaan met Haarlem en Zwolle komen we steeds meer over de gezondheidsongelijkheden in de Nederlandse geschiedenis te weten!’

Andere steden

Wat Riswick betreft blijft het niet alleen bij Nederland. Per januari gaat hij ook aan de slag met vergelijkende benadering en onderzoekt drie grote West-Europese havensteden: Amsterdam, Kopenhagen en Glasgow, in de periode 1850-1950. Hier heeft hij een prestigieuze Veni-beurs van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) ontvangen. ‘Voor alle drie de steden zijn onlangs gedigitaliseerde doodsoorzaken- en patiëntenregisters beschikbaar. Bovendien werden deze steden gekenmerkt door een hoge ziektelast, hoge bevolkingsomloop, ingrijpende economische veranderingen. Maar eerst eens focussen op Haarlem en Zwolle.’