Giro d'Italia
Giro d'Italia

Waarom we de maatschappelijke effecten van topsport niet moeten overdrijven

Dat velen kunnen genieten van topsport hoeft na de Olympische Spelen in Parijs geen betoog. Maar de sector staat onder druk van bezuinigingen, door topsportaanhangers vaak gepareerd met verwijzing naar de heilzame maatschappelijke effecten. Radboud- sportwetenschappers Bert Steenbergen en Hidde Bekhuis houden de effecten tegen het licht. ‘Het is net als met positieve effecten na een vakantie, die houden maar even aan.’

Of en hoeveel de sportsector moet bezuinigen blijft tot Prinsjesdag nog ongewis, maar de topsporters roeren zich om het tij te keren. Vooral met verwijzing naar de positieve effecten van topsport op de sportparticipatie. ‘Alle kinderen moeten de kans hebben om – geïnspireerd op de rolmodellen van nu – te kiezen voor sport’, aldus een open brief deze zomer van 67 topsporters en coaches. Topsport zou een inspirator zijn voor de breedtesport, aldus commentaren in de media, en een heilzaam bindmiddel zijn voor een verdeeld land. Voor Femke Bol zit iedereen aan de buis gekluisterd, aldus een topsporter in De Gelderlander. ‘Ze straalt passie uit, discipline, plezier. Daar geniet iedereen van, het verbindt.’

Oubollige verenigingen

Hoogleraar Orthopedagogiek en sportdeskundige Bert Steenbergen kent de positieve geluiden over de effecten van topsport: ze keren steeds terug als de sector in zwaar weer komt. Maar de effecten op de breedtesport en de maatschappelijke binding gaan mank aan wetenschappelijk bewijs. ‘Het bewezen effect dat er is, houdt maar kort aan’, aldus Steenbergen. ‘Het is net als het positieve effect na een vakantie: ook dat duurt maar een paar weken, en dan gaan we weer over tot de orde van de dag.’ 

De claim van de topsportsector voor zijn olievlekwerking naar de breedtesport mist wetenschappelijke grond, zegt ook socioloog Hidde Bekhuis, zelf actief sporter en sportonderzoeker. Hij wijst op het vrouwenwielrennen, een succes in topsport, maar zonder enig effect op deelname van vrouwen in wielrenverenigingen. ‘Die aantallen lopen zelfs terug.’ De verwevenheid van topsport met de breedtesport in verenigingen – de eerste als inspirator, de tweede als kweekvijver – is aan herziening toe, zegt Bekhuis. ‘Het punt is dat verenigingen vaak gezien worden als oubollig, ze staan niet open voor vernieuwing.’

‘Verenigingen vragen om structurele deelname, om trainen op vaste tijdstippen. Dat sluit niet meer aan op wat veel jongeren zoeken’, vult Steenbergen aan. Informele vormen van sport, zoals fitness of straatsporten als breakdance, bieden meer perspectief. ‘Het is een positieve ontwikkeling dat de Spelen ruimte geven aan iets als BMX of 3x3-basketbal, al wil dat niet zeggen dat hierdoor meer jongeren die sport gaan beoefenen.’ 

Geen effecten

Hoewel aanvullend onderzoek nodig is voor het effect van de ‘straatsporten’, geven de onderzoeksresultaten tot nu toe geen zicht op hogere deelnames. Zo heeft Bekhuis in 2016 onderzoek gedaan naar de effecten van de Giro d’Italia, dat jaar gestart in Gelderland met tientallen aanvullende activiteiten om mensen te enthousiasmeren voor de sport. Wie hieraan deelnam, was al actief met wielrennen, nuanceert Bekhuis de effecten: aan de sportparticipatie is niets veranderd. Wel waren er positieve effecten op het gevoel van saamhorigheid en op trots op de omgeving. Maar ook hier: allemaal tijdelijke winst die snel is verdampt. 

Idem de vermeende stijging van volleyballers na de fameuze winst van de Nederlandse mannenploeg op de Spelen in 1996: geen effect op extra deelname. Idem de uitkomst van Canadees onderzoek over de relatie tussen de medaillespiegel en sportdeelname. Het effect was zelfs negatief, zegt Bekhuis: hoe hoger in de spiegel, hoe minder mensen gingen sporten. De huidige recordplek van Nederland bij de Spelen in Parijs – zesde in de medaillespiegel – neemt Bekhuis daarom met een korrel zout. ‘Wat we heel slim doen is investeren in sporten waar medailles worden verwacht, zoals het roeien en de atletiek.’ Maar om meer mensen in beweging te krijgen, kun je volgens beide wetenschappers beter iets anders doen met het geld. 

Tom Dumoulin

Er kan volgens de twee sportonderzoekers wel degelijk een positief effect uitgaan van topsport, maar alleen met een doelgerichte follow-up na een evenement. Een voorbeeld is het door Tom Dumoulin aangestoken project om kinderen in Zuid-Limburg aan het fietsen te krijgen. Na een eerste speciale wielerronde in 2019 ging na drie edities de stekker eruit. ‘De aanzet was goed, maar het heeft te kort geduurd’, zegt Bekhuis. Corona en slecht weer zaten het initiatief in de weg. Steenbergen: ‘Wil je meer kinderen aan het sporten krijgen, moet je er meer tijd en energie insteken, door gericht en langdurig te investeren in contacten in het sociaal netwerk van de doelgroep die je wilt bereiken.’

Een inspiratiebron als Tom Dumoulin kán helpen, maar het is allerminst noodzakelijk dat dit per se een topsporter is. Steenbergen: ‘Ook een vlogger kan een prima ambassadeur zijn om kinderen te laten bewegen, of een artiest. Die kan dan vertellen dat hij zo’n mooie muziek maakt omdat hij fit is en tijd steekt in bewegen.’ Denk dan wel goed na over de ambassadeur die je inzet, zegt Bekhuis. ‘Kickbokser en acteur Rico Verhoeven is voor de jeugd veel aansprekender dan Sifan Hassan, ondanks haar drie medailles op de Spelen.’ 

VMBO Sportlab

Voor de effecten op langere termijn is in 2023 een langlopend onderzoek gestart met geld van ZonMw, het VMBO Sportlab. ‘Goede ontwikkeling’, zegt Steenbergen. ‘Die doelgroep beweegt in vergelijking met leeftijdgenoten een stuk minder.’ Bekhuis zou graag meer onderzoek willen naar de effecten van de teamspirit. Hij wijst op de medailles van de 4 x 400 estafetteploegen. ‘Dat succes is ook een gevolg van de in de trainingen opgebouwde teambuilding. Er moet eerst cohesie zijn, ook als uitgangspunt voor individuele prestaties. Als je niet samenwerkt, dan werkt het niet.’

Foto: Yoav Aziz via Unsplash

Contactinformatie

Thema
Gedrag, Samenleving