Hoogleraar Hans van Kranenburg en universitair hoofddocent Sjors Witjes werken samen met andere collega's van de Faculteit der Managementwetenschappen aan de energietransitie, circulaire economie en duurzaam ondernemen. Het klinkt groen en verantwoord, haast activistisch. Maar dat is schijn. Van Kranenburg: ‘Als je activistisch bent, sta je voor één waarheid. Maar er zijn verschillende perspectieven, die moet je allemaal meenemen.’ Witjes: ‘We hebben alle partijen nodig: bedrijven, organisaties, de burger en de overheid. We moeten het samen doen.’
Wel een woning, maar geen stroom. Dat is landelijk steeds vaker het geval, omdat het elektriciteitsnet vol is. Ook in Nijmegen stagneert de oplevering van nieuwbouwhuizen, omdat ze niet op het stroomnetwerk kunnen worden aangesloten. ‘Daaraan zie je hoe de regie op de energietransitie faalt. Er wordt onvoldoende samengewerkt’, vertelt Van Kranenburg, hoogleraar Strategie bij Bedrijfskunde.
Het energielandschap is de afgelopen decennia radicaal veranderd en het aantal betrokken partijen – stakeholders in jargon – is enorm toegenomen. Had je eerder alleen elektriciteitscentrales en netbeheerders, nu zijn daar leveranciers van wind-, zon- en andere hernieuwbare energiebronnen bijgekomen. Maar ook particulieren kunnen nu stroom aan het netwerk leveren. Dat de transitie met horten en stoten gaat, is dan ook niet verwonderlijk, zeggen Hans van Kranenburg en zijn collega Sjors Witjes, universitair hoofddocent Strategie. Witjes: ‘Het is een rommelig proces, met veel partijen en belangen. Dat is lastig organiseren. Juist dáarom is een gezamenlijk doel zo belangrijk. Dat is wat nu vaak ontbreekt.’
De transitie moet milieutechnisch, maatschappelijk én economisch haalbaar zijn. Van Kranenburg onderstreept hoeveel dat vergt van organisaties. Die moeten hun strategie en beleid aanpassen, maar ook andere mensen aannemen, of mensen opleiden. Kortom, het vraagt ook veel op het vlak van ‘human capital management’, zegt Van Kranenburg. ‘Vaak is er ook weerstand. Niemand wil een windmolenpark in zijn achtertuin. Onze taak als wetenschappers is om te onderzoeken hoe je zo’n proces goed aanstuurt en in goede banen leidt.’ De inzichten bundelden ze in het boek ‘Organizing the Dutch Energy Transition’ (in april verschenen bij Routledge).
Om scholieren, bedrijven en het brede publiek bewust te maken van hoe complex dat proces is, ontwikkelden de twee onderzoekers ook een bordspel: Energiek. Witjes: ‘Het is een soort kruising tussen Monopoly en Kolonisten van Catan, maar dan met kenniskaarten die interessante feitjes over de Nederlandse energiemarkt noemen. In de kern draait het spel om strategie en samenwerking. Als speler bouw je aan drie factoren: draagvlak, mensen en geld. Daarmee kun je bijvoorbeeld zonnevelden of windparken bouwen. Dat kan individueel, of als collectief. Dat laatste is veel effectiever, net als in het echt. Ons streven is dat alle middelbare scholen het spel opnemen in hun lesprogramma.’
Jullie proberen ook bij bedrijven het bewustzijn te vergoten. Maar bedrijven willen uiteindelijk toch vooral winst maken?
Van Kranenburg: ‘Natuurlijk. Organisaties moeten winstgevend zijn, dat staat voorop. Maar bedrijven hebben meer verantwoordelijkheden. Ik ben gespecialiseerd in ‘responsible organisation’ (verantwoordelijke organisatie). Als bedrijf heb je niet alleen een economische verantwoordelijkheid, maar ook een maatschappelijke en ecologische plicht. Niemand geeft jou het recht als bedrijf om de omgeving te vervuilen. Maar ook de arbeidsomstandigheden moeten verantwoord zijn. Als bedrijf moet je goed voor je mensen zorgen. Het gaat om het hele palet. Dat kan allemaal prima samengaan met winst maken. Vroeger hadden bedrijven ook een sociale rol. Philips bouwde in Eindhoven huizen, bibliotheken, sportparken en verstrekte studiebeurzen aan kinderen van werknemers. Bedrijven moeten die sociale rol weer veel meer oppakken.’
Bij jullie onderzoeksprojecten zijn vaak allerlei maatschappelijke partners betrokken zoals afvalbeheerder Dar, Alliander en TenneT. Werken jullie ook met Shell?
‘Dat mogen we niet meer’, antwoorden beiden in koor. Duurzaamheid is een van de strategische thema’s van de RU en daar past Shell niet bij, is de gedachte. Van Kranenburg: ‘Ik vind dat een slechte zaak. We kunnen van Shell niet verwachten dat het van de ene op de andere dag het roer radicaal omgooit. Dat zou ontwrichtend zijn. Mensen vergeten dat er een hele kring van bedrijven en organisaties om Shell heen zitten. Denk aan de toeleveranciers. Als je Shell uit de markt haalt, kost dat de samenleving alleen al miljarden aan uitkeringskosten voor al die mensen die hun baan verliezen. En vergeet niet, er is nog altijd een enorme markt voor olie. We gebruiken het voor tal van producten.’
Witjes: ‘In plaats van Shell verbannen, moeten we zorgen dat het bedrijf in beweging komt. En het olieconcern nog meer wijzen op hun verantwoordelijkheid; naar medewerkers, naar klanten, maar ook naar natuur en milieu.’
De universiteit mag van Van Kranenburg wel een tandje terugschakelen qua activisme. ‘Als je activistisch bent, voer je geen debat meer. Dan stopt de dialoog. Maar er is niet één waarheid. Er zijn altijd verschillende perspectieven. Die moet je allemaal meenemen.’ Witjes vult aan: ‘Dat is precies onze rol in het energietransitievraagstuk. Niemand heeft nog het overzicht: bedrijven niet, organisaties niet, maar de overheid ook niet. Wij stellen ons (als onderwijs- en kennisinstellingen, red.) op als ‘sustainability navigator’, wij kunnen de weg wijzen. Maar daarbij hebben we alle partijen nodig: bedrijven, organisaties, de burger en de overheid. Ieder moet zijn rol pakken.’
Tekst: Inge Mutsaers