De milieukundige onderzocht onder andere de samenwerking in Nationaal Park Hollandse Duinen en de Duin en Bollenstreek. Hier werken verschillende partijen samen in ‘landschapsgerichte partnerschappen’ om aan het herstel van biodiversiteit te werken. De landelijke overheid moedigt zulke partnerschappen aan, en daardoor zijn er inmiddels tientallen in Nederland actief.
Verantwoordelijkheid bij de verkeerde partijen
Volgens De Koning is het idee achter deze partnerschappen veelbelovend: boeren, overheden en natuurorganisaties werken samen om op lokaal niveau concrete stappen in biodiversiteitsverbetering te zetten. ‘Maar de impact blijft beperkt als de bredere oorzaken van biodiversiteitsverlies niet worden aangepakt. De verantwoordelijkheid wordt nu bij individuele boeren gelegd, terwijl de beleidskeuzes die hiervoor nodig zijn op nationaal of zelfs internationaal niveau gemaakt worden.’
Een voorbeeld uit het onderzoek van De Koning: het gebruik van pesticiden in de bollenteelt. ‘Boeren willen wel minder pesticiden gebruiken, maar moeten zich tegelijkertijd aan exportregels houden. In landen als China en de Verenigde Staten hanteren ze bijvoorbeeld een ‘zero tolerance’-beleid voor schadelijke organismen, zoals insecten. Daardoor moeten telers alsnog chemische middelen inzetten, zelfs als ze biologische alternatieven hebben. Dan moet je keuzes maken: de internationale export naar deze landen beperken, of lobbyen voor aangepaste regels wereldwijd. Maar dat zijn allebei keuzes en veranderingen die je niet op lokaal niveau kan verwachten.’
Gefragmenteerd beleid
De Koning pleit voor een integrale visie, waar de overheid een bredere visie op landschap en economie neerzet. ‘Beleid is nu nog vaak gefragmenteerd. Stikstof, waterkwaliteit, biodiversiteit – elk probleem krijgt een eigen aanpak, zonder oog voor samenhang. We zetten hier wat windmolens neer om het energieprobleem op te lossen, we kopen in een ander gebied wat boeren uit: het is allemaal kortetermijndenken. Maar een visie op hoe de economie van Nederland over twintig of vijftig jaar functioneert, en welke rol landbouw daarin heeft, die blijft uit. Terwijl partnerschappen juist daar naar snakken.’
Wel ziet de milieukundige ook de voordelen van lokale samenwerking. ‘In de bollenstreek zie je bijvoorbeeld dat telers via een leernetwerk hun gebruik van bestrijdingsmiddelen vergelijken en verbeteren’, vertelt De Koning. ‘Bovendien kunnen lokale netwerken sneller inspelen op maatschappelijke druk of veranderend beleid, en vormen ze een belangrijke schakel tussen beleid en praktijk.’
Volgens De Koning blijft lokale samenwerking van belang, maar is haar onderzoek een oproep tot realistischer beleid. Als biodiversiteitsherstel echt prioriteit heeft, moeten volgens haar ook de fundamenten van het landbouwsysteem, de handelsrelaties en de ruimtelijke inrichting onder de loep worden genomen. ‘Zonder visie en ondersteuning van bovenaf blijven we pleisters plakken op een systeem dat fundamenteel moet veranderen.’