In dit PhD-project wordt de handelscorrespondentie van kooplieden uit de vroegmoderne Lage Landen onderzocht. Kooplieden die over lange afstanden handelden, waren in de vroegmoderne tijd sterk afhankelijk van correspondentie voor het opbouwen en onderhouden van betrouwbare handelsrelaties, en voor het verkrijgen van marktinformatie. Ze gingen handelsrelaties aan en vormden zelfs partnerschappen met overzeese contacten die ze waarschijnlijk nooit in levenden lijve zouden ontmoeten.
De informatie die zij uitwisselden vertelt ons meer dan alleen de lokale prijswisselingen en wie men kon vertrouwen; de brieven reflecteren de gebruiken, normen en waarden die ten grondslag liggen aan hun handelen.
Onzekerheid was alom aanwezig in de vroegmoderne handel. Via juridische weg (formele instituties) was het handhaven van contracten met buitenlandse partners op zijn minst inefficiënt, en vaak zelfs onmogelijk. Door correspondentie probeerden de kooplieden duurzame en profijtelijke relaties op te bouwen. Deze relaties werden gekenmerkt door vertrouwen en wederkerigheid. In dit geval waren het dus niet de formele, maar juist informele instituties (normen, waren) die ten grondslag lagen aan hun correspondentie, die de economische activiteit faciliteerden.
Het doel van dit project is het identificeren en definiëren van deze informele instituties, om meer te weten te komen over de maatschappij en het institutionele landschap van de vroegmoderne tijd.
Een breed scala aan brievenboeken, van bekende en onbekende kooplieden uit de Lage Landen, vormt het primaire bronmateriaal voor dit project. Door het onderzoeken van de informele instituties, gereflecteerd in de brievenboeken, kan dit stukje institutionele geschiedenis van de Lage Landen worden verkend en wellicht zelfs vergeleken met de gebruiken van kooplieden in andere regio's.