Als we het hebben over de aardappelziekte die Europa in 1845 trof, denken de meeste mensen automatisch aan de catastrofe in Ierland. De ziekte trof echter ook andere Europese gebieden, waaronder Nederland en Vlaanderen. Het verlies van 75% van de aardappeloogst in Nederland en de opeenvolgende mislukkingen van de roggeoogst in de twee daaropvolgende jaren leidden tot wijdverspreide armoede en een sterftecijfer van ongeveer 53.000 doden. Er ontstonden broodrellen in door hongersnood getroffen provincies zoals Groningen in 1847.
Ook al waren de plattelandsgemeenschappen in Vlaanderen minder kwetsbaar dan in Ierland, toch vormde het een van de zwaarst getroffen gebieden op het Europese continent, waar tussen 20 en 30 procent van de bevolking stierf (Ó Gráda, Paping & Vanhaute 2007). Het beheer van de hongersnoodcrisis door middel van lokaal georganiseerde hulpacties stond hoog op de agenda (Vanhaute & Lambrecht 2011).
Hoewel de hongersnoden van 1845 ernstige demografische gevolgen hadden in zowel Nederland als Vlaanderen, komen deze hongersnoden minder prominent naar voren dan hun Ierse of Schotse tegenhangers. Waarom is dat zo? Dit project, geleid door Prof. Lotte Jensen, onderzoekt deze vraag, evenals hoe deze nalatenschappen van hongersnood zijn overgedragen door musea, schoolcurricula en herdenkingspraktijken in het verleden en het heden. Specifieke aandacht wordt besteed aan de interactie tussen regionale en (trans)nationale onderwijspraktijken.
Dit deelproject is een van de zeven deelprojecten van Heritages of Hunger.