De hoofdvraag van het project is welke rol de Britse constitutie gespeeld heeft in de geschiedenis van het Nederlandse politieke staatsrecht en de benadering daarvan in de literatuur tussen 1812 en 1983.
Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben op staatsrechtelijk vlak veel gemeen. Beide landen zijn constitutionele monarchieën en gedecentraliseerde eenheidsstaten met een parlementair tweekamerstelsel dat onschendbare formele wetten voortbrengt. Door de geografische ligging aan weerszijden van de Noordzee hebben de twee landen ook een lange gemeenschappelijke geschiedenis.
Dat de Britse constitutie in de geschiedenis van het Nederlandse politieke staatsrecht op punten een rol van betekenis heeft gespeeld, is reeds bekend. Zo is de totstandkoming van de Eerste Kamer deels bepleit onder verwijzing naar het Britse House of Lords en kreeg het parlement naar Engels voorbeeld het recht van enquête. Het eerste bewoog Groen van Prinsterer ertoe de senaat ‘eene mislukte copie naar Engelsch model’ te noemen. Verder is de Britse premier in onze parlementaire geschiedenis steeds een voorbeeld geweest voor de figuur van de minister-president. De moderne Raad van State draagt weliswaar een naam uit de Republiek, maar was door Van Hogendorp gerevitaliseerd naar het voorbeeld van de privy council.
Wat echter ontbreekt is een systematisch overzicht. Het doel van dit onderzoek is dan ook het blootleggen van een historische ontwikkelingsgang die tot nu toe grotendeels onderbelicht is gebleven. Aangezien de vormende jaren van Nederlandse politieke staatsrecht in de lange negentiende eeuw lagen en toen ook veel naar het Verenigd Koninkrijk werd gekeken, kunnen we de staatsrechtelijke ontwikkeling daarmee beter begrijpen.