Dit onderzoek is gericht op het verwerven van een mechanistisch inzicht in de wijze waarop bioturberende organismen de productie van broeikasgassen (via microbiële gemeenschappen), de emissiesnelheid daarvan en de emissieroutes van aquatische ecosystemen beïnvloeden. Daartoe werd een reeks dieren en planten geselecteerd met verschillende werkingsmechanismen (functionele kenmerken) die geografisch wijdverspreid zijn. Om een verband te leggen tussen bioturbatorkenmerken en broeikasgasemissies worden geavanceerde methoden gebruikt, waaronder het gebruik van mesokosmossen waarmee de gasbellen in het sediment in situ visueel kunnen worden gevolgd.
De experimenten zullen worden uitgevoerd op twee sedimenttypes en met en zonder opwarming, aangezien bioturbatie-effecten door deze parameters kunnen worden beïnvloed. Om de ebullitie van CH4 te meten gebruiken we bovendien bellenvallen en een broeikasgasanalysator voor diffusieve trajecten. Voor microbiële CH4-productie, oxidatiesnelheden en microbiële overvloed worden flesincubaties gebruikt, evenals qPCR van functionele genen: pmoA (aërobe CH4-oxidatie) respectievelijk mcrA (CH4-productie). δ13C signaturen van CH4 in het poriewater, het oppervlaktewater, het uitgestoten gas en de emissies zullen worden gebruikt om de transportsnelheden te berekenen.
Bovendien zullen de mogelijke relaties tussen bioturbatorgemeenschappen en broeikasgasemissies in het veld worden beoordeeld. Er zullen op 10 locaties en 10 controles ebullitievallen worden geplaatst, en op deze locaties zal de samenstelling van de bentische flora en fauna worden beoordeeld om de waarden van de gemeenschapseigenschappen en de intensiteit van de broeikasgasemissies verder met elkaar in verband te brengen.