Aanleiding van het onderzoek
Basisschoolleerlingen variëren sterk in hun academische competenties. Waar de ene leerling goed is in rekenen, heeft de ander er veel moeite mee. Tegen mogelijke stoornissen die bij het rekenen kunnen optreden, wordt vaak binair aangekeken: er is óf wel óf geen sprake van een stoornis. De vraag die in het huidige onderzoeksproject echter centraal staat, is hoe verschillend leerlingen met een rekenstoornis (of dyscalculie) en leerlingen zonder rekenstoornis (dus met een reguliere ontwikkeling) nou eigenlijk zijn. Logischerwijs verschillen zij wat betreft het niveau van rekenvaardigheid. Daarnaast heeft voorgaand onderzoek aangetoond dat leerlingen met een rekenstoornis gemiddeld gezien lager scoren op gerelateerde cognitieve vaardigheden (e.g., Geary et al., 2012b). Uit voorgaand onderzoek is echter nog niet gebleken in hoeverre het cognitief profiel onderliggend aan die rekenvaardigheid ook daadwerkelijk verschilt. Oftewel, doen leerlingen met een rekenstoornis beroep op een ánder profiel aan vaardigheden om tot rekenen te komen; is er meer aan de hand dan ‘slechts’ zwakkere cognitieve vaardigheden?
Resultaten
Op basis van de onderzoeksresultaten uit het project wordt gepleit voor een meer dimensionele kijk op rekenen, met een belangrijke rol voor de inhoud van het rekenonderwijs zelf. Centraal uitgangspunt zou daarbij kunnen zijn dat leerlingen variëren in hun reken-/wiskundevaardigheden en dus ook een eigen profiel van sterktes en zwaktes hebben op zowel het gebied van rekenen/wiskunde zelf, als ook in gerelateerde cognitieve vaardigheden zoals getalbegrip, werkgeheugen en/of benoemsnelheid. Zo kan de ene leerling relatief goed zijn in het vlot en accuraat uitrekenen van de basisbewerkingen, maar veel moeite hebben met het toepassen van deze kennis in het domein meten en meetkunde, terwijl een ander leerling de (deel)tafels niet gememoriseerd krijgt hoewel het hem of haar niet ontbreekt aan inzicht in het omzetten van breuken in percentages en andersom (1/2 = 50%). Daarom is het belangrijk om het rekenonderwijs af te stemmen op de verschillende sterkte-zwakte profielen van de leerlingen op gedragsniveau (i.e., welke reken-/wiskundevaardigheden worden wel/niet beheerst?). Dit vraagt om een aanpassing van lopende theoretische referentiekaders waarin naast aandacht voor tekorten ook aandacht is voor relatieve sterkten binnen het kind (zie voor recente publicaties Huijsmans et al., 2020; 2021; 2022; Kroesbergen et al., 2022; 2023). Deze dimensionele zienswijze op ontwikkeling was ook het hoofdonderwerp van de internationale zomerschool die in samenwerking met Western University in 2022 werd georganiseerd, waarvoor experts van over de hele wereld naar Nijmegen kwamen.