In de hellenistische periode verschoof de esthetische voorkeur van veel dichters naar een artistiek realisme. Daarmee ging een focus op personages gepaard die vooral in de literaire marges bestonden in de voorafgaande archaïsche en klassieke periodes. Als gevolg hiervan spelen vrouwen met een verscheidenheid aan achtergronden een prominentere rol in het ons bekende corpus van hellenistische poëzie, waar ze vaak in innovatieve situaties worden afgebeeld. Zo worden typische huiselijke scènes als een op zichzelf staand onderwerp behandeld, en bespreken vrouwen seks en relaties zowel binnenshuis als buitenshuis als schijnbaar regulier gespreksonderwerp. Met andere woorden: veelvoorkomende thema’s en motieven die worden geassocieerd met vrouwen en het vrouwelijke in de voorafgaande literaire traditie verschijnen op innovatieve manieren in het overgeleverde corpus van hellenistische poëzie.
In mijn onderzoek bestudeer ik de relatie tussen traditie en innovatie in de weergave van vrouwen in hellenistische poëzie, waarbij ik gebruik maak van het framework van anchoring innovation. De hypothese van dit project is dat de innovatieve karakterisering van vrouwen in hellenistische poëzie “verankerd” wordt in de aanwezigheid van thema’s en motieven die worden geassocieerd met vrouwen, en veelvuldig voorkomen in eerdere portretteringen van vrouwelijke personages.
Om de verankering van deze innovaties te bestuderen maak ik gebruik van een close-reading analyse, gefocust op vier literaire thema’s die binnen de sociolinguïstiek bekend staan als vrouwelijke verbale genres, en vervolgens hun weg hebben gevonden naar literaire teksten. Deze verbale genres – klaagzang, geroddel/praatgraagheid, verleiding en misleiding – worden regelmatig gebruikt in verschillende vormen en genres binnen de hellenistische poëzie. Daarnaast hebben ze een lange (en uitgebreid bestudeerde) traditie binnen eerdere Griekse poëzie. Het corpus dat wordt gebruikt is een selectie van hellenistische poëzie van auteurs Apollonius van Rhodos, Callimachus, Herodas, Lycophron en Theocritus.