Demonstratie van het landelijk WAO Comité, op het Binnenhof, tegen de bezuinigingen op uitkeringen, 4 november 1982
Demonstratie van het landelijk WAO Comité, op het Binnenhof, tegen de bezuinigingen op uitkeringen, 4 november 1982

Nieuwe zakelijkheid en het verdwijnen van oude tegenstellingen in de lange jaren tachtig

Een parlementaire geschiedenis van politiek ten tijde van de kabinetten-Lubbers (1982-1994)

Dit onderzoeksproject richt zich op de Nederlandse politiek in de jaren tachtig en vroege jaren negentig, specifiek de periode waarin de kabinetten geleid door minister-president Ruud Lubbers (1982-1994) een stempel drukten op de Nederlandse politiek. Deze periode is getypeerd als de tijd van no nonsense, nieuwe zakelijkheid en het verdwijnen van oude ideologische tegenstellingen. Tegelijkertijd zijn historici pas vrij recent begonnen met het nader analyseren van dit politieke tijdperk. In hoeverre is er sprake van continuïteit en waar liggen duidelijke breuklijnen? Hoe valt de periode te karakteriseren? In dit project analyseren onderzoekers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis de relevante politieke actoren en hun onderlinge verhoudingen, geplaatst in de context van de tijd. Ze analyseren de parlementaire cultuur, het veranderende politieke krachtenveld, de politieke strijdpunten en de ontwikkeling van de belangrijkste beleidsterreinen waarop regering en parlement zich destijds richtten.

Verschillende subonderwerpen zullen nader worden geanalyseerd. Met het aantreden van het kabinet-Lubbers I in november 1982 brak wat betreft de politieke stijl en de eenheid van beleid een nieuw politiek tijdperk aan. Het kabinet, een coalitie van CDA en VVD, wist zich anders dan zijn recente voorgangers gesteund door een stabiele meerderheid in het parlement. Daarnaast was er bij de coalitiepartners op hoofdlijnen overeenstemming over het te voeren beleid: ‘meer markt, minder overheid’. In 1986 kreeg de samenwerking tussen CDA en VVD een vervolg. Binnen en buiten het parlement protesteerde de oppositie aangevoerd door de PvdA tegen het ‘harde’ bezuinigingsbeleid. Na de verkiezingen in 1989 vormden het CDA en de PvdA een nieuw coalitiekabinet, steunend op een ruime meerderheid van 103 zetels in de Tweede Kamer. Wat waren de gevolgen van deze overgang van centrumrechts naar centrumlinks?

Ook opvallend aan deze periode: de dominantie van de grote middenpartijen – CDA, VVD en PvdA - evenals de nauwe afstemming tussen coalitiepartijen en kabinet die overigens leidde tot onvrede over de weinig dualistische politieke cultuur. In 1994 kwam niet alleen een einde aan het minister-presidentschap van Ruud Lubbers, maar ook aan de dominantie van de christendemocraten, die een verlies van 20 zetels van hun 54 zetels moesten verwerken. Ook de PvdA verloor fors. Hoe valt deze neergang te verklaren en welke betekenis moet eraan worden toegekend?

Het onderzoek zal daarnaast de impact van een aantal internationale ontwikkelingen op de nationale politiek analyseren. Zoals de heropleving van de Europese integratie - onder andere de Europese Akte in 1985 en het Verdrag van Maastricht in 1991 - de kernwapenwedloop en het einde van de Koude oorlog met de val van de Berlijnse Muur en de ontmanteling van het IJzeren Gordijn tussen 1989 en 1991.

Andere thema’s die aan bod komen zijn migratie en integratiebeleid, moreel ethische dilemma’s (o.a. euthanasie) en justitiële veranderingen en de herontdekking van het instrument van de parlementaire enquête door de Tweede Kamer vanaf het onderzoek naar het faillissement van scheepsbouwbedrijf Rijn-schelde-Verolme in 1983.

De resultaten van dit onderzoek zullen worden neergelegd in een boek dat verschijnt als deel 11 in de serie parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945. 

Meer informatie over de eerdere delen

Contactinformatie