Over dit project
De afgelopen jaren is er zowel binnen de Verenigde Naties als binnen de Raad van Europa opgeroepen tot het realiseren van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu. In navolging daarvan onderzocht een werkgroep binnen de Raad van Europa of dit recht kan worden vastgelegd in een al dan niet juridisch bindend instrument. Het opnemen van een dergelijk recht in een verdrag zou duidelijkheid kunnen scheppen over de vraag welke verantwoordelijkheden lidstaten hebben met betrekking tot het milieu; een vraagstuk dat nu steeds vaker aan de rechter wordt voorgelegd in verschillende klimaatzaken, bijvoorbeeld Urgenda.
In afwachting van een eventueel internationaal instrument roept het Comité van Ministers van de Raad van Europa regeringen van lidstaten op om actief te overwegen om dit recht op nationaal niveau te erkennen als mensenrecht. Naar aanleiding van deze oproep verkent dit onderzoek in hoeverre het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu wordt beschermd in Nederland en wat Nederland kan leren van de keuzes en afwegingen van landen die reeds een grondrecht op een schoon en/of gezond en/of duurzaam leefmilieu voldoende hebben vormgegeven.
Dit onderzoek begint met een beschrijving van de nationale en internationale grondrechten die bijdragen aan de bescherming van het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu in Nederland. Vervolgens richt dit onderzoek zich op landen die reeds een grondrecht op een schoon en/of gezond en/of duurzaam leefmilieu hebben vormgegeven. Het doel van het onderzoek is om weer te geven wat Nederland kan leren van de keuzes en afwegingen van deze landen met betrekking tot het eventueel realiseren van een grondrecht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu.