De letters CCEP in donderrood tegen een Radboudrode achtergrond
De letters CCEP in donderrood tegen een Radboudrode achtergrond

Tussen biologie en ethiek: het concept van drift in het denken van Schelling

Looptijd
1 oktober 2024 tot 1 oktober 2026
Projecttype
Onderzoek

In mijn onderzoek houd ik me bezig met de natuurfilosofie van Schelling in het algemeen, waarbij ik me concentreer op het begrip drift [Treib]. Ik ben vooral geïnteresseerd in het gebruik van het concept tussen 1774 en 1815.

Het onderzoek maakt deel uit van het door Dr. Manja Kisner gefinancierde DFG-project "Between Biology and Ethics: The Concept of Drive in Classical German Philosophy", gefinancierd door de Deutsche Forschungsstiftung (DFG), dat tot doel heeft de rol van drift(en) te onderzoeken als een concept dat sinds de 17e eeuw een belangrijke interdisciplinaire rol heeft gespeeld in de moderne ideeëngeschiedenis.

Mijn persoonlijke benadering hier is niet zozeer om de specifieke biologische betekenis van het begrip drift te achterhalen, maar om een bepaalde conceptuele rode draad in de filosofie van Schelling te ontwaren en te laten zien dat het concept drift, overgenomen uit de natuurwetenschappen, een van de meest dubbelzinnige beweringen van de Duitse Idealist verklaart, namelijk dat er een eenheid van natuur en geest bestaat.

Bij Schelling overbrugt het concept van drift de kloof tussen natuur en vrijheid zoals die in de Kantiaanse kritische filosofie naar voren komt. In Schellings eigen woorden: "Voor deze vereniging van vrijheid en wetmatigheid hebben we geen ander concept dan het begrip drift. In plaats van te zeggen dat de natuur in haar formaties zowel rechtmatig als vrij handelt, zouden we dus kunnen zeggen dat er in de organische materie een oorspronkelijke vormingsdrift werkzaam is, op grond waarvan zij een bepaalde vorm aanneemt, in stand houdt en voortdurend herstelt [...]" ("On the World Soul" (1798)).

Gezien de interdisciplinaire rol van drift, zal ik daarom een lezing van Schelling aanbieden die rekening houdt met (1) zijn betrokkenheid bij het probleem van de eenheid van natuur en vrijheid in de Kantiaanse filosofie, (2) zijn benadering van het concept van een organisme, een levend wezen, en een organisatie, (3) de context van vroeg achttiende-eeuwse biologie en natuurwetenschap, (4) de invloed van Schellings natuurfilosofie, zoals die zich ontwikkelde onder de eerstgenoemde factoren, op zijn concept van vrijheid.

Contactinformatie