Hoewel de meeste kinderen gemakkelijk taal verwerven, ondervinden sommige kinderen ernstige moeilijkheden bij de taalverwerving. Dit heeft negatieve gevolgen voor hun schoolprestaties en sociaal-emotioneel welzijn. Als de taalproblemen geen duidelijke oorzaak hebben, krijgen deze kinderen meestal de diagnose Developmental Language Disorder (DLD), in het Nederlands een taalontwikkelingsstoornis genoemd (TOS).
Taalverwerving wordt vergemakkelijkt door (a) de hoeveelheid en de kwaliteit van het taalaanbod en (b) het vermogen om taalkundige structuur uit dit aanbod te detecteren ("statistisch leren"). Het is een empirische vraag hoe de eigenschappen van het taalaanbod statistisch leren beïnvloeden bij kinderen met en zonder TOS. Onderzoek naar het leren van linguïstische structuur door kinderen heeft zich bijna uitsluitend gericht op het vermogen van kinderen om structuur uit/in de input te detecteren in plaats van op de rol die de input zelf speelt in deze detectie. Aangezien kinderen taal leren uit het taalaanbod dat zij ontvangen, is het ook belangrijk te begrijpen hoe kenmerken van het taalaanbod de verwerving van taalstructuur door kinderen stimuleren (of belemmeren). Deze vraag is nog belangrijker in de onderwijscontext van Nederlandse kinderen met TOS. Deze kinderen gaan ofwel naar het speciaal onderwijs (vaak cluster 2), waar ze input krijgen van leeftijdsgenoten die ook moeite hebben met taal en/of communicatie, ofwel naar het regulier onderwijs, waar leeftijdsgenoten een normale taalontwikkeling laten zien.
Daarom wordt in dit project onderzocht hoe de kenmerken van de taal van leeftijdsgenoten (“peer-taal”) de taalverwerving van kinderen beïnvloedt.
Studie 1 construeert een uniek corpus van gesproken taal van leeftijdsgenoten in de twee onderwijssettings. Het corpus gaat in op een vaak gehoorde - maar nooit empirisch getoetste - zorg dat peer-taal in het speciaal onderwijs minder linguïstische structuur bevat dan peer-taal in het reguliere onderwijs.
Studie 2 onderzoekt experimenteel of meer gestructureerde linguïstische input het leren van taal vergemakkelijkt voor kinderen met en zonder TOS.
De hypothesen zijn dat kinderen met TOS in het reguliere onderwijs meer gestructureerde peer-taal input ontvangen dan deze kinderen in het speciaal onderwijs (Studie 1) en dat dit gunstig is voor taalverwerving omdat hoog gestructureerde input het statistisch leren bevordert (Studie 2).