"De school gaat toch niet dicht, juf?"
Er was een virus in China dat snel om zich heen greep: COVID-19, ook wel Corona genoemd vanwege zijn vorm. In het jeugdjournaal was er al vaak over gesproken en ook al leek het nog ver weg, op school werd het steeds meer deel van de dag: kinderen moesten vaker hun handen wassen en elke groep kreeg schoonmaakmiddelen en desinfectiegel tot zijn beschikking. We leerden de kinderen dat hoesten en niesen niet meer in je hand, maar alleen nog in je ellenboog mocht. Ouders bleven op afstand en collega’s ontweken elkaar waar mogelijk.
Kinderen vroegen steeds vaker “Waarom moeten we eigenlijk afstand houden?”, “Kan je dood gaan aan het virus?”, “Mijn tante is heel erg ziek, heeft zij Corona?”. Sussend en geruststellend beantwoordde ik de vragen. “Het zal vast weer goedkomen. De leiders van Nederlands zijn druk bezig met plannen maken om te zorgen dat het virus stopt met verspreiden.”.
Plannen maakten ze zeker. Op 15 maart 2020 werd besloten dat alle scholen dicht moesten. Iets waar we wel rekening mee hielden, maar wat nog zo onvoorstelbaar was, gebeurde toch. In drie dagen moesten we ervoor zorgen dat wij ons onderwijs online konden voortzetten. Ondertussen moesten we zoveel mogelijk binnen blijven en contact met collega’s vermijden. Hoe dan? Hoe kan je voor een school met bijna 700 leerlingen door 45 leerkrachten in drie dagen tijd een digitaal curriculum ontwikkelen? Op de een of andere manier is het ons gelukt en stond er na twee dagen een volledig weekplan klaar met instructiemomenten, linkjes naar websites en een eigen virtual classroom.
En toen begon het geruststellen op afstand. Bange kinderen, die niet wisten waar ze aan toe waren, die de regelmaat van de dag volledig kwijt waren. Boze kinderen, die gefrustreerd waren omdat de computer niet meewerkte en de opdrachten niet lukten. Verdrietige kinderen, “omdat papa en mama zo boos doen”. Stille kinderen, omdat ze simpelweg de juf en de anderen kinderen misten. Elke dag belden we met ouders om te vragen of het allemaal lukte, of ze hun hoofd nog boven water konden houden, of het schoolwerk te doen was. Elke dag belden we ook met de kinderen: soms individueel, om eens even te horen hoe het nou echt ging, soms in een klassenmeeting via Google Meet.
Die groepsmeetings brachten weer heel andere uitdagingen met zich mee. Stel je eens voor: dertig leerlingen van rond de 7 jaar. Ze passen niet allemaal in één scherm, want de ‘Gridview’ is nog in ontwikkeling. Ook bestaat er nog geen “mute all” knop, dus stil wordt het nooit. Broertjes of zusjes die in de verkeerde meeting terecht zijn gekomen en niet weten hoe ze er weer uit moeten. Links bovenin een spartelende hamster voor de webcam. Rechts onderin een zeer moeilijk kijkende opa, die ons niet kan zien of horen, maar wij hem wel luid en duidelijk. Kortom: chaos. Met een flinke dosis geduld, oeverloze herhalingen van de groepsafspraken en meerdere schermen in huis lukte het ons om na een week of twee de instructies online voort te zetten in een relatief rustige setting. Maar wat de kinderen daadwerkelijk deden en leerden? Daar hadden we nauwelijks zicht op.
Wat waren we dan ook blij toen na 6 weken werd besloten dat de basisscholen weer open mochten. En niet alleen wij, de ouders en kinderen misschien nog wel meer. Eerst in halve groepen, later in hele groepen. Ja, we waren wel geschrokken. We zouden nog beter onze afstand bewaren en nog vaker onze handen wassen. Maar als we ons aan al die maatregelen hielden, dan zou een tweede lockdown toch zo’n vaart niet lopen? Oh, how wrong we were…