Kun je jezelf voorstellen?
Ik ben geboren en opgegroeid in Duitsland. Na mijn eindexamen had ik een grote behoefte aan vrijheid. Voor mijn gevoel lag de wereld open voor mij en ik wilde erop uit! Ik ben na mijn middelbare school naar Italië gegaan om de taal te leren. De ruimte die ik toen kreeg liet me vrij om naar de toekomst kijken. Mijn keuze viel uiteindelijk op Sociologie en Beleid in Groningen en ik was al snel gegrepen door onderzoek. Na mijn Research Master ben ik blijven hangen voor een promotieonderzoek. Via Utrecht en Amsterdam ben ik nu terechtgekomen in Nijmegen als universitair docent.
Studenten van de bachelor Sociologie kennen mij van de vakken ‘Sociologische vraagstukken en vaardigheden’ in het eerste jaar en ‘Keuzes en opvattingen in gezinnen in het derde jaar’. Daarnaast ben ik onderdeel van de examencommissie en begeleid ik masterscripties.
Waarom heb je ervoor gekozen om in dit vakgebied te gaan studeren/werken? Wat maakt dit vakgebied zo interessant?
Tijdens de studie leerde ik ook mijn eigen interesses beter kennen. Mijn passie ligt in het empirisch onderzoek: zo bijzonder om inhoud te verbinden aan abstracte getallen. Vandaar dat ik de integratie vakken bij Sociologie zoals de jaarlijkse Leerprojecten en Keuzes en Opvattingen in Gezinnen heel mooi vind. Daar ervaar je als student echt de combinatie tussen sociologische vraagstukken en statistische analyses.
Wat vind je het mooist aan het docentschap?
Ik vind het erg leuk dat je door het lesgeven in contact komt met veel jonge, nieuwe mensen. In het eerste jaar leer ik studenten kennen met een grote nieuwsgierigheid en motivatie. Drie jaar later zie ik een hoop van die studenten terug, nu hebben ze meer een kritische blik en nemen ze niet meer alles aan wat ik zeg. Er wordt dieper ingegaan op de materie. Die ontwikkeling is bijzonder om mee te maken.
Naarmate studenten volwassen worden nemen ze met hun leeftijd meer bagage mee. In scripties zie je dat studenten enorme sprongen in (zelfstandig) leren hebben gemaakt. Waar je in het eerste jaar vooral onderwijzend bezig bent, groeit dit tot meer coachend en ondersteunend in de opeenvolgende jaren. Ik krijg een meer adviserende rol, in de plaats van aansturend en studenten zijn heel sterk intrinsiek gemotiveerd voor hun eigen onderzoek.
Waar doe je momenteel zelf onderzoek naar?
Als socioloog kijk je naar individuen in hun context. Momenteel richt mijn onderzoek zich op de taakverdeling in (vaak hetero) stellen met kinderen. In de overgang naar ouderschap verschuift de verdeling vaak naar een meer ‘traditionele’ verdeling: gemiddeld genomen gaan vrouwen minder betaald en juist meer onbetaald werk doen, terwijl bij vaders minder verandert. Terwijl de meeste jonge ouders aangeven zorg en werk gelijk te willen verdelen. Dus we waarderen gelijkheid, maar de praktijk komt niet overeen met onze ideeën. Dit probeer ik met mijn onderzoek te verklaren.
Een ander thema waar ik me mee bezig houd zijn normatieve opvattingen over hoe mannen en vrouwen zijn en zich zouden moeten gedragen. Er zit in de samenleving veel verschil in hoe mensen hierover denken, de context waarin mensen leven en hun ervaringen hebben daar dus invloed op. Dit beter begrijpen is bijvoorbeeld belangrijk om effectief beleid tegen genderongelijkheid te kunnen maken.
Welke tip heb je voor studenten die hun studiekeuze gaan maken?
Allereerst: schrijf je naast de Open Dagen ook in voor een Meeloopdag! Je gaat dan met een bachelor student voor één dag mee en proeft de sfeer van de campus, colleges en werkgroepen. Je ervaart het niveau, de thema’s en de interacties met docenten. Het heeft mij geholpen om eerst na te gaan óf ik wel wilde studeren. Misschien wil je wel een jaar erop uit. Dus: wil je nu (al) studeren? Wat trekt je aan een wetenschappelijke opleiding? Wat trekt je op het academisch vlak? Sta niet alleen stil bij wát je wilt studeren, ook bij waarom je graag een academische opleiding aan de universiteit wilt volgen.
Wat brengt jouw academische werk je in de praktijk? En andersom?
Als socioloog probeer je kwesties te contextualiseren. Ik probeer me daarom ook wel bewust te zijn van mijn eigen bubbel. Mijn onderzoek over taakverdeling binnen koppels bijvoorbeeld en hoe die verdeling vaak ongelijk wordt terwijl je dat niet van plan was. Die neem ik zeker mee naar huis.
Ik doe ook mijn best om een open vizier te hebben voor andere levensrealiteiten. Dit is soms best uitdagend, want het is makkelijk om vooral in je eigen realiteit te wonen. Maar het is denk ik belangrijk om niet te snel over opvattingen of gedrag als goed of slecht te praten, over normaal of abnormaal. Juist binnen de studie Sociologie leer je dat er heel veel verschillende soorten ‘normaal’ zijn, afhankelijk van de context waarin je je bevindt.