Na afloop van deze cursus kun je:
- de belangrijkste posities benoemen in het debat over de status van niet-bestaande entiteiten;
- de samenhang toelichten tussen de posities in het debat over niet-bestaande entiteiten.
|
|
Over wat er is. Een analytisch-ontologische zoektocht
Niet-bestaande entiteiten zijn dingen als de vierkante cirkels, gouden bergen en fictieve figuren zoals Lolita en Harry Potter. Misschien bestaan ze inderdaad niet, maar het spreken erover kan verregaande gevolgen hebben. Denk maar aan de massavernietigingswapens van Saddam Hussein. Schrijvers vinden steeds weer nieuwe niet-bestaande entiteiten uit en sommigen worden er zelfs rijk mee.
Onder filosofen bestaat er sinds de klassieke oudheid interesse in de status van niet-bestaande entiteiten. Middeleeuwers waren er bijzonder verzot op, al was het maar om het bestaan van één allerhoogste entiteit te bewijzen. Maar ook bij atheïstische filosofen vinden we interesse in vormen van het Zijn die zich aan onze zintuigen onttrekken.
We kunnen wel zeggen dat niet-existente entiteiten niet bestaan, maar dat roept tal van problemen op. We kunnen ons geestesoog richten op niet-bestaande entiteiten en er zelfs zinvol over spreken en denken: Ik zit te denken over Jupiter; ik mijmer over vierkante cirkels; ik ben bang voor Dracula. Dan lijkt er toch iets te zijn waarover ik denk, waarover ik mijmer en waar ik bang voor ben. Natuurlijk, die dingen bestaan niet echt, maar wat voor dingen zijn het dan? En als ze niet bestaan, hoe kan ik er dan over denken of bang voor zijn? Verder kan ik over dit soort entiteiten ware uitspraken doen: Pegasus is een vliegend paard; Jupiter bestaat niet. Maar als we zinvol en in waarheid over kunnen spreken over zulke 'objecten', moeten ze dan niet toch op de één of andere manier bestaan?
De Oostenrijkse filosoof Alexius Meinong liet objecten als vierkante cirkels toe in zijn ontologie. Volgens Meinong hebben ook niet-bestaande dingen eigenschappen en deze bepalen hun karakter: hun Sosein. Maar dat Sosein is onafhankelijk van hun ontologische status: het Sein. In het voetspoor van Frege maakte Russell Meinong belachelijk vanwege zijn proliferatie van niet-bestaande entiteiten. "Kijk naar de logische vorm", aldus Russell, "en je zult zien dat het niet nodig is om aan te nemen dat niet-bestaande entiteiten er op de één of andere manier toch zijn.'' Maar Russells argumenten berusten op vooronderstellingen betreffende de aard van de taal en de logica die aanvechtbaar zijn. In de tweede helft van de 20e eeuw zijn er nieuwe theorieën ontwikkeld die ons in staat stellen om niet-bestaande entiteiten in onze ontologie toe te laten zonder dat dit tot inconsistentie leidt.
In deze cursus breiden we onze kennis van de logica uit het eerste jaar uit met modale en vrije logica.
Onderwerpen:
1. Historische achtergrond: het ontologische godsbewijs (Kant en Meinong).
2. De analytische aanval: de destructieve periode (eerste helft van de 20ste eeuw): Ockhams scheermes op zijn scherpst; de eliminatie van niet-bestaande entiteiten (Frege, Russell, Quine).
3. De tegenaanval: de constructieve periode (tweede helft van de 20ste eeuw): vrije logica, mogelijke werelden en de ontologische status van intentionele entiteiten
4. Fictionele entiteiten: wie of wat is Harry Potter?
|
|
|