Voor de volledigheid wijzen wij je erop dat de thematische focus van elke van de vier groepen strikt wordt gehandhaafd. Dit betekent dat je onder begeleiding van de werkgroepdocent een vraagstelling ontwikkelt die daadwerkelijk binnen het thema van de werkgroep past. Op deze manier worden groepen gecreëerd van studenten die enerzijds werken aan hun eigen werkstuk, maar tegelijkertijd gezamenlijk een specifiek filosofisch thema uitdiepen. Door middel van intensieve, interactieve begeleiding tijdens het college, schrijf je in een aantal stappen (uitwerken vraagstelling, structuurschema, eerste proeve, definitieve versie) je bachelorwerkstuk. De bachelorwerkstukken worden aan het eind van het semester beoordeeld tijdens een zitting van de bachelorwerkstukcommissie bestaande uit de vier werkgroepdocenten onder leiding van de opleidingscoördinator. Onvoldoende werkstukken kunnen herkanst worden.
Vrije wil is een van de meest omstreden thema's in de hedendaagse filosofie. Nieuwe inzichten in de neurowetenschappen lijken onze basisintuïties over eigenaarschap en het vrijwillige karakter van onze acties in twijfel te trekken. Veel cognitiefilosofen proberen dit probleem aan te pakken. Door gebruik te maken van middeleeuwse en vroegmoderne theorieën en concepten proberen ze een wetenschappelijk aanvaardbare uitleg van de vrije wil uit te werken. In deze groep schrijft u een scriptie over middeleeuwse, vroegmoderne, of hedendaagse discussies over de vrije wil. Denk bijvoorbeeld aan auteurs zoals Augustinus, David Hume en Immanuel Kant, maar ook aan hedendaagse filosofen zoals Richard Dawkins, Daniel Dennett, Harry Frankfurt en Derk Peereboom.
Subjectcentrisme
De continentale wijsbeerte uit de vorige eeuw (en tot vandaag) wordt - minstens sinds Nietzsche - vaak gekarakteriseerd als een kritiek van het subjectcentrisme. Hoe moeten we dit begrijpen? Deze kritiek kan in ieder geval niet zonder meer als 'verwerping' van de subjectiviteit zonder meer worden begrepen (iets wat een naïeve lectuur van bijvoorbeeld het werk van Foucault zou kunnen doen vermoeden). Wat zou een dergelijke verwerping immers kunnen betekenen? Wat houdt dit subjectcentrisme dan precies in en welke verschillende kritieken werden er door verschillende auteurs op geformuleerd? Er kunnen scripties worden geschreven over auteurs zoals Heidegger en Foucault, maar ook over Nietzsche, Freud of Derrida. Hierbij kunnen thema's aan bod komen zoals bijvoorbeeld 'Wat is een auteur?', 'Hoe komt de betekenis van een tekst tot stand'? 'Wat betekent het primaat van de taal?' Steeds zal een kritische lectuur van een tekst van een van de vermelde auteurs - of een andere auteur uit dezelfde traditie (af te spreken) - centraal moeten staan.
Causaliteit en het mind-body probleem
In de 20
e eeuw zijn in rap tempo verschillende posities met betrekking tot het mind-body probleem de revue gepasseerd. Behaviorisme, identiteitstheorie, anomalous monism, functionalisme, en zelfs eliminativisme. Een fundamentele uitdaging die als een rode draad door deze theorieën loopt is verklaren hoe mentale fenomenen causaal effectief kunnen zijn. De afgelopen paar jaar wordt een nieuwe theorie van causaliteit betrokken bij dit debat: James Woodward’s interventionisme. Verschillende auteurs hopen dat deze moderne variant van een manipulabiliteitstheorie licht kan werpen op het probleem…
In deze groep schrijf je over ‘metaphysics of mind’ in brede zin. Je kan posities in het mind-body debat onderzoeken en daarbinnen stelling nemen, of de notie van causaliteit gaan uitpluizen. Auteurs als Gilbert Ryle, J.J.C. Smart, Donald Davidson, Hilary Putnam, Daniel Dennett, Paul Churchland, Jaegwon Kim en James Woodward kunnen behandeld worden.
Literatuur ter oriëntatie:
- Kim, Jaegwon. 2005. Physicalism, or something near enough. Hoofdstuk 1, p.7-22
De ethiek van manipulatie
Mogen we anderen manipuleren door bijvoorbeeld tegen ze te liegen, hen te misleiden of niet de hele waarheid te vertellen? Dit klassiek ethische vraagstuk heeft historisch gezien tot grote verdeeldheid geleid tussen bijvoorbeeld Kantianen en utilisten. Is manipulatie altijd moreel ontoelaatbaar of is het soms toch toegestaan omdat het tot betere uitkomsten leidt? Wat is de relatie tussen manipulatie en autonomie? En wat telt eigenlijk als manipulatie, hoe verschilt manipuleren van iemand overtuigen, en valt er wel een duidelijk verschil te maken? Is ‘nudging’ een voorbeeld van moreel problematische manipulatie of niet per se? Dit soort epistemische en ethische vragen rondom manipulatie zijn niet alleen theoretisch interessant, maar gezien recente discussies rondom ‘fake news’, Cambridge Analytica en de Russische bemoeienis met de Amerikaanse verkiezingen van 2016, ook hoogst actueel.