In deze cursus wordt gewerkt aan de volgende leerdoelen:
- Je kunt een empirische onderzoeksopzet kritisch evalueren.
- Je kunt onderzoeksvragen formuleren die relevant zijn voor de religiewetenschappen en geschikt voor empirisch onderzoek.
- Je kunt een onderzoeksvraag vertalen in een ‘topic lijst’ voor een interview (bij kwalitatief onderzoek) en operationaliseren in een vragenlijst (bij kwantitatief onderzoek).
- Je kunt de verschillende fasen van empirisch onderzoek onderscheiden en beschrijven en bent op de hoogte van de ‘empirische cyclus’.
- Je kent de centrale concepten van kwalitatief en kwantitatief onderzoek en kunt deze toepassen in de evaluatie van wetenschappelijke publicaties.
- Je kunt zowel kwalitatief als kwantitatief empirisch onderzoek beoordelen op betrouwbaarheid en validiteit.
- Je bent in staat om op basis van een analyse van empirische data een terugkoppeling te maken naar de theorie.
- Je kunt op een verantwoorde wijze rapporteren over uitgevoerd kwalitatief en kwantitatief empirisch onderzoek.
- Je bent op de hoogte van verschillende vormen van kwalitatief en kwantitatief onderzoek.
- Je kent de basisvaardigheden van ATLAS.ti en bent in staat om met ATLAS.ti kwalitatieve data te coderen.
- Je kunt met ATLAS.ti kwalitatieve netwerken genereren en werken met de query tool, code co-occurrence table en code-document table.
- Je kunt kwantitatieve descriptieve, bivariate, factor-, betrouwbaarheids- en regressieanalysen uitvoeren met SPSS en de resultaten rapporteren.
- Je bent op de hoogte van de invloed van mediatie en moderatie, en hoe je hierop kunt testen.
- Je kunt aan de hand van conceptuele modellen statistische relaties inzichtelijk maken.
- Je weet welke aannames aan statistische modellen ten grondslag liggen en hoe je kunt nagaan of aan deze aannames voldaan wordt.
- Je kunt het verschil uitleggen tussen statistische samenhang en causaliteit.
- Je kent de theorievorming over de relatie tussen religie en doodsangst en kunt deze evalueren op basis van empirische data.
- Je kent de theorievorming over de relatie tussen religie, gezondheid en welbevinden en kunt deze evalueren op basis van empirische data.
- Je kunt op basis van empirisch onderzoek reflecteren op de relatie tussen religie en de wensen van ouderen omtrent euthanasie en levensverlengende medische handelingen.
|
 |
|
Deze cursus kent een inhoudelijke en methodologische lijn. De inhoudelijke lijn focust op verdieping in het veld van de empirische religiewetenschap, toegepast op theorieën over en empirisch onderzoek naar de relatie tussen religie, gezondheid en welbevinden, de relatie tussen religie en doodsangst en de wijze waarop hun levensbeschouwing de wensen van ouderen omtrent levensverlengde medische handelingen en euthanasie beïnvloedt. Ook verdiepen we ons in maatschappelijke veranderingen in de omgang met de dood, in de beleving van het ouder worden, het begrip ‘voltooid leven’ en het verschijnsel van ‘narrative foreclosure’ (het voortijdig als ‘voltooid’ ervaren van het levensverhaal). De methodologische lijn houdt in dat je je kennis en vaardigheden op het gebied van verschillende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden ontwikkelt en toepast. Alhoewel de literatuur voor deze cursus overwegend in het Engels is, wordt de cursus in het Nederlands onderwezen en worden Nederlandstalige kwalitatieve data geanalyseerd; de te analyseren kwantitatieve data zijn deels Engelstalig en deels Nederlandstalig.
De werkwijze van deze cursus is een combinatie van:
a) Instructiemomenten op het gebied van empirisch onderzoek, kwantitatieve en kwalitatieve data-analyse en inhoudelijke verdieping van de gekozen thema’s;
b) Een seminar waarbij teksten door studenten worden ingeleid en samen worden bediscussieerd;
c) Een practicum waarin kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden worden ingeoefend.
|
 |
|
|
Methoden van religieonderzoek 1, 2 (empirisch; kwalitatief) en 3 (empirisch; kwantitatief) of een vergelijkbare basiskennis van empirische onderzoeksmethoden.
|
|
Het eindcijfer wordt bepaald aan de hand van de kwaliteit van de actieve participatie en het inleiden van teksten en twee schriftelijke opdrachten. Het eindcijfer wordt als volgt berekend:
-Actieve participatie en inleiden van teksten: 10%
-Schriftelijke opdracht kwalitatieve data-analyse: 45%
-Schriftelijke opdracht kwantitatieve data-analyse: 45%
|
|
Voor een digitale versie van het boek van Friese (2019) is een licentie beschikbaar via de UB. De link hiervoor wordt verstrekt tijdens de cursus. Studenten hoeven dit boek dus niet zelf aan te schaffen.
|
|