Na afloop van deze cursus kan de student:
- de paradigmata van wetenschappelijke studies achterhalen en benoemen;
- een relevante casus voor het toetsen van concepten uit wetenschappelijke literatuur selecteren;
- het vertoog over cultureel ondernemerschap analyseren volgens de methode van de Critical Discourse Analysis;
- op basis van eigen vooronderzoek een toetsbare hypothese formuleren.
|
|
In de jaren 1990 introduceerde staatssecretaris Rick van der Ploeg de toen nog nieuwe term ‘cultureel ondernemerschap’ in het Nederlandse cultuurbeleid. Sindsdien is het belang van cultuurmanagement en een goede bedrijfsvoering steeds verder toegenomen. Het voorlopige eindpunt van de ontwikkeling was dat het onder staatssecretaris Halbe Zijlstra tot een van de belangrijkse criteria voor overheidssubsidie werd. In de cursus onderzoek je dit aspect van het cultuurbeleid en het effect ervan op het werk van culturele instellingen. Het gaat daarbij niet om de praktische vaardigheid van het cultureel ondernemen, maar om het analyseren van "cultureel ondernemerschap" als strategisch onderdeel van het vertoog over kunst en cultuur. Om dat vertoog te kunnen analyseren gaan we onder meer te rade bij literatuur uit de managementwetenschappen. Daar wordt cultural entrepreneurship gezien als een vorm van 'storytelling' en van collectieve identiteit, twee begrippen die nauw verwant zijn aan de cultuurwetenschappelijke benadering van discours.
|
|
|
|
|
Het eindcijfer wordt bepaald door:
- je bijdrage aan de discussies en de gegeven feedback op het werk van medestudenten (voldoende/onvoldoende);
- de inhoud van het groepsportfolio (20%);
- het individuele paper (80%).
|
|
|