Aan het einde van de cursus kan de student:
- de belangrijkste regels van de Duitse grammatica formuleren en toepassen;
- teksten op de bovengenoemde aspecten analyseren;
- in teksten (van zichzelf en anderen) grammaticale en orthografische fouten herkennen en verbeteren;
- bovengenoemde grammaticale en fraseologische structuren in eigen teksten toepassen.
|
|
De studenten herhalen en systematiseren hun kennis van de Duitse basisgrammatica, -morfologie en orthografie. Daarbij komen vooral de van het Nederlands afwijkende structuren en frasen aan bod, zoals: werkwoorden met hun objecten (Akkusativ-, Dativ-, Genitiv-, Präpositionalobjekt), het passief, modale werkwoorden, de flexie van lidwoorden en van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden, voorzetsels met hun naamvallen, infinitiefconstructies met "zu", modaliteit ("indem"; "dadurch, dass").
Verder vindt ook een introductie in orthografische regels plaats, zoals het samen of niet samen schrijven van werkwoorden en de plaatsing van komma's.
De toepassing van de bovengenoemde thema's wordt onder andere geoefend door vertaalopdrachten en peer review.
|
|