Aan het einde van deze cursus:
- kent de student de belangrijkste verschillen en overeenkomsten tussen de Duitse en de Nederlandse cultuur (voornamelijk in het bedrijfsleven) en kan de student beoordelen in welke situaties en contexten in Duits-Nederlandse interacties irritaties, problemen en conflicten kunnen optreden.
- kan de student cross- en interculturele vraagstellingen en problemen herkennen, analyseren en evalueren en – vooral in een Duits-Nederlandes context – praktische oplossingen hiervoor aandragen.
- Kan de student modellen en concepten uit de interculturele communicatie (zoals dimensiemodellen en culuurstandaards) toepassen en kritisch beoordelen.
Deze competenties worden tijdens het college geoefend door case studies, groepsopdrachten en –discussies en schriftelijke opdrachten waarin de studenten hun theoretische kennis op een probleemstelling uit de praktijk moeten toepassen. Verder moeten de studenten voor hun eindopdracht zelfstandig een cross- of intercultureel thema in een Duits-Nederlandse context vinden, een passende onderzoeksvraag formuleren, de juiste modellen en concepten uit het college aanpassen en hun onderzoek zelfstandig uitvoeren.
Verder verwerven de studenten in deze cursus interculturele competenties. Ze zijn in staat kritisch te reflecteren op hun eigen gedrag in interculturele interacties, hebben methoden geleerd om vooroordelen en stereotypen te herkennen, te evalueren en ermee om te gaan en kunnen in interculturele situaties succesvol handelen. Deze competenties worden tijdens het college onder meer door case studies, groepsdiscussies en zelfreflectie-opdrachten geleerd.
Op het gebied van mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid hebben de studenten aan het einde van deze cursus de volgende competenties verworven en/of verdiept:
- Ze kennen de relevante vakbegrippen en kunnen deze toepassen. Deze kennis wordt verworven door wekelijkse schrijfopdrachten (waarop ze feedback van de docent krijgen), woordenlijsten met vakbegrippen, de schriftelijke eindopdracht en door groepsdiscussies en –presentaties tijdens het college. Verder moeten de studenten ter voorbereiding iedere week Duitstalige wetenschappelijke studies lezen.
- Ze kunnen (beter) mondeling presenteren, omdat ze wekelijks de resultaten van opdrachten en discussies en aan het einde van het college hun eindopdracht moeten presenteren.
- Ze kennen de invloed van cultuur op de Duitse en Nederlandse taal (bijvoorbeeld directheid, context, formaliteit).
|
|
|
Om in bi- of multinationale omgevingen succesvol te kunnen communiceren, zijn interculturele competenties van wezenlijk belang. Wie namelijk internationaal werkzaam is, brengt altijd zijn eigen ervaringen en socialisatie mee. Om die reden wordt het handelen (onbewust) door de eigen culturele achtergrond bepaald.
Deze aanname vormt het uitgangspunt voor deze cursus, waar dieper ingegaan zal worden op de communicatie c.q. interactie tussen Duitsers en Nederlanders. Er worden competenties besproken, die interactie met personen met een ‘andere' culturele achtergrond vergemakkelijken en kunnen helpen om misverstanden te vermijden. Zo kunnen de reeds genoemde culturele verschillen overbrugd worden en ieders potentieel benut worden.
Op basis van theoretische teksten en aan de hand van praktische voorbeelden worden de uitdagingen van de interculturele communicatie in Nederlands-Duitse context bediscussieerd en -idealiter- ook voelbaar gemaakt.
|
|