• de ontwikkeling van de literatuur in Duitsland, Nederland en Vlaanderen in grote lijnen schetsen en aan de hand van bepaalde voorbeelden en met de juiste begrippen benoemen;
• de bijbehorende historische context aangeven;
• primaire teksten zelfstandig analyseren, de bevindingen met de juiste terminologie weergeven en door middel van kleinere schriftelijke opdrachten en door de gesprekken tijdens het college een vraagstelling ontwikkelen die verder onderzocht kan worden;
• zelfstandig een (literair-)historisch onderwerp kiezen, dit in vergelijkend perspectief plaatsen en over de eigen invalshoek t.o.v. dit thema reflecteren;
• de resultaten van het eigen onderzoek in schriftelijke vorm in een helder gestructureerde, academische stijl en met adequaat taalgebruik (Nederlands en/of Duits) vastleggen.
Content |
De cursus biedt een vergelijkend en historisch perspectief op belangrijke culturele ontwikkelingen in Duitsland, Nederland en Vlaanderen. De focus ligt op de onderlinge betrekkingen. Aan de hand van een reeks literaire voorbeelden wordt belicht hoe deze ontwikkelingen in de literatuur zijn weerspiegeld.
Dat houdt in dat in de cursus vanuit een breed begrip van cultuur naar een duidelijk literaire focus wordt toegewerkt. Dat betekent dat er zeker ook aandacht zal zijn voor andere media waarbij uiteraard rekening dient te worden gehouden met de culturele en technische ontwikkelingen in een bepaalde historische periode. Welke thema's er precies aan bod komen wordt voor begin van de cursus via de cursushandleiding bekend gemaakt. De keuze wordt beïnvloed door de gastsprekers die, naast de twee docenten van de afdelingen Nederlands en Duits, bij deze cursus betrokken zullen worden. Mogelijke thema's (in een zeker historisch perspectief):
1. Middeleeuwse teksten als bijvoorbeeld Reynke/Reinaert de Vos, die in de 19e eeuw door zowel de Duitse als de Nederlandse literatuur werden ‘ingelijfd' 2. Vroege nieuwe tijd en Reformatie: Narrenschiff, Simplicius Simplicissimus, Erasmus' Lof der zotheid en pamfletten tegen paus, katholieke kerk en keizer aan de hand waarvan onderwerpen als satire, boekdrukkunst, volkse literatuur en de grote mogendheden behandeld zullen worden 3. 16e tot 18e eeuw: reisverslagen en het ontstaan van ‘nationale' mentaliteiten, de ontwikkeling van het nationale theater en zijn genres, centra van wetenschap en verlichting 4. 19e eeuw: de romantische beweging, de ontwikkeling van de nationale cultuur en kunst als ideaal 5. 20e eeuw: de ontwikkeling van Berlijn als trekpleister voor Nederlandse schrijvers (van Ostaijen tot Nooteboom), Duitse kunstenaars in Nederlands ‘exil' tijdens de nazi-heerschappij |
|
|
|