Na afloop van deze cursus ben je in staat om:
- Visuele bronnen correct te interpreteren en deze te implementeren binnen het historisch onderzoek;
- genderhistorische inzichten te koppelen aan visueel bronnenmateriaal
- zelfstandig relevante historiografie rond een historisch thema te zoeken, selecteren en verwerken;
- uit literatuur opgedane kennis en inzichten met betrekking tot het thema van dit college toe te passen in je eigen historisch onderzoek;
- onder begeleiding van de docent relevant bronnenmateriaal te zoeken, selecteren, contextualiseren en interpreteren op een methodisch verantwoorde wijze;
- binnen het aangereikte thema een relevante, goed afgebakende onderzoeksvraag op te stellen;
- onder begeleiding van de docent deze onderzoeksvraag te beantwoorden in de vorm van een wetenschappelijk betoog, opgesteld in correct Nederlands en voorzien van een heldere argumentatiestructuur en adequate annotatie;
- op een overtuigende wijze mondeling verslag te doen van je werkzaamheden;
- adequaat feedback te geven op de argumentatie en het betoog van medestudenten en, mede aan de hand van het schrijfdossier, feedback op je eigen werk te verwerken.
|
 |
|
In het themacollege doorlopen studenten de gehele onderzoekscyclus door vanuit een aangereikt thema het wetenschappelijke debat in kaart te brengen, een onderzoeksvraag te formuleren, bronnen en literatuur te analyseren en interpreteren op een methodisch verantwoorde wijze, de onderzoeksvraag te beantwoorden en hier in de vorm van een in correct Nederlands opgesteld wetenschappelijk betoog verslag van te doen. De thema's vloeien vaak voort uit het eigen onderzoek van de docenten. Het werkstuk maakt onderdeel uit van het schrijfdossier.
In de 20ste eeuw zijn historici en kunsthistorici er zich steeds meer bewust van geworden dat tekeningen, schilderijen en andere visuele bronnen representaties bieden van gangbare mentaliteiten binnen een samenleving. Dit is met name het geval bij gegenderde representaties van mannen en vrouwen, van lichamen, seksualiteit, schoonheidsidealen, rolpatronen, enzovoort. Van Rembrandts snorretje tot Frida Kahlo’s unibrow, van achttiende-eeuwse pornografie tot artistieke reclamecampagnes uit de Belle époque, van het Melkmeisje tot de Rokeby Venus, allemaal vertellen ze (on)bewust iets over de verwachtingspatronen die samenlevingen koppelen aan een bepaalde sekse, over wat het in bepaalde periodes en plaatsen betekende om ‘man’ of ‘vrouw’ te zijn.
Aan de hand van een brede reeks casussen uit verschillende tijdvakken leer je in deze cursus hoe je als historicus 1) op een methodologisch onderbouwde manier gebruik kunt maken van visuele bronnen in het algemeen, en 2) hoe je op een doordachte manier genderhistorische inzichten kunt toepassen op de analyse van visuele bronnen en de teksten die deze bronnen omringen: van Michelangelo’s homo-erotische poëzie tot vernietigende krantenrecensies van Manets ‘Le déjeuner sur l’herbe’. We stellen ons – onder andere – vragen als: waarom bevat de westerse kunstcanon zoveel minder vrouwelijke dan mannelijke kunstenaars? Hoe beïnvloedt de genderidentiteit van kunstenaars/ opdrachtgevers/ toeschouwers de perceptie van visuele bronnen? Hoe wordt ‘ideale’ mannelijkheid en vrouwelijkheid verbeeld en verspreid doorheen verschillende kunststromingen? Wat gebeurt er met individuen die niet binnen die normatieve kaders vallen? Wat is queer art? Hoe zijn de visies op naakt in de kunst geëvolueerd doorheen de tijd? Hoe bepalen onze huidige genderopvattingen onze omgang met beelden uit het verleden die andere ideeën uitdragen? Na een gezamenlijke bespreking van de historiografie en methodologie zet je een individueel onderzoeksproject op, uitmondend in een individueel onderzoekswerkstuk.
|
 |
|
|
|
|
|