Na afloop van de cursus ben je in staat om:
- de interactie tussen overheid en burgers te analyseren in de crises van bezetting en bevrijding, waarin representatieve organen niet of provisorisch functioneerden;
- beeldvorming en actuele vraagstukken met betrekking tot deze tijd in het publieke debat en in de wetenschap te identificeren en interpreteren;
- zelfstandig een onderzoeksvraag te formuleren, hierbij primaire en secundaire bronnen te vinden en te selecteren en deze bronnen kritisch te analyseren en interpreteren;
- het onderzoek van andere studenten en het eigen onderzoek kritisch te evalueren en het eigen onderzoek op basis van feedback te verbeteren;
- zowel mondeling als schriftelijk op academisch niveau de resultaten van je eigen onderzoek te presenteren.
|
|
De Duitse bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog betekende dat aan "politiek" in de zin van democratische belangenafweging en besluitvorming een einde kwam. Belangenconflicten, beleidsuitvoering en rechtspraak bleven ook tijdens de bezettingsjaren als vormgevers van de relatie tussen overheid en burgers. Daarnaast onderzoekt dit college ook de onzekere periode van zuiveringen, machtsclaims en provisorisch politiek en bestuurlijk gezag direct na de bevrijding.
In deze cursus hanteren we Peter Romijns definitie van Nederlands ‘lange Tweede Wereldoorlog’: de jaren veertig als ‘één aaneengesloten periode van elkaar overlappende grootschalige geweldsconflicten’. De focus ligt op de continuïteit en verbanden tussen deze verschillende ‘fases’ van de ‘lange oorlog’. Daarbij besteden we ook aandacht aan de manieren waarop deze thema’s in actuele debatten nog altijd aanwezig zijn.
Dit onderzoekscollege sluit aan bij drie lopende onderzoeksprojecten in het kader van 75 jaar bevrijding: "Criminaliteit in oorlogstijd", "Lokaal besturen tussen bezetter en burger" en "Vermogensonteigening na de Tweede Wereldoorlog". Al dit onderzoek richt zich op de verhouding tussen burger en overheid in crisistijden, veelal ook op decentraal niveau.
De thematische focus van het eigen archiefonderzoek voor werkcollege ligt op de onderwerpen criminaliteit, onteigeningen en bestuur. Ordehandhaving en de omgang met criminaliteit bleef ook tijdens de bezetting en tijdens het relatieve gezagsvacuüm in de eerste tijd na de bevrijding een (soms gedeelde) taak van Nederlandse overheidsinstellingen. (Tijdelijke) inbeslagname en onteigening van landverraderlijk en vijandelijk vermogen was na de bezettingsjaren onderdeel van het proces van rechtsherstel dat de transitie naar een democratische rechtsstaat moest bespoedigen. De spreekwoordelijke "burgemeesters in oorlogstijd" moesten balanceren tussen verwijtbare collaboratie en functie-uitoefening in het belang van het Nederlandse volk, wat de regering in ballingschap van hen vroeg; afgerekend werd na de bevrijding. In het onderzoek gaat het mede om de breukmomenten 1940 en 1944/45 en om de autonomie van overheidsinstanties tussen burgers en bezetter.
|
 |
|
|
|
|
|