Na afloop van deze cursus kun je:
- de doelstellingen en methoden en technieken van archeologisch onderzoek benoemen in de context van de Grieks-Romeinse oudheid;
- de relatie tussen wetenschappelijke vraagstelling en de alledaagse archeologische praktijk benoemen;
- de relatie tussen wetenschappelijke vraagstelling en de alledaagse archeologische praktijk analyseren;
- een standpunt bepalen n.a.v. de analyse van de relatie tussen wetenschappelijke vraagstelling en de alledaagse archeologische praktijk;
- aan de hand van de kennismaking met de archeologische praktijk onderzoeksvragen formuleren;
- representatieve samples van Romeins aardewerk determineren.
|
|
De cursus bestaat uit twee onderdelen. In periode 3 komen de ontwikkeling en positie van de archeologie als wetenschap, onderzoeksmethoden, veldwerktechnieken (bijvoorbeeld fieldsurvey, opgraving) en theorievorming aan de orde. De te bestuderen literatuur bestaat uit hoofdstukken in de handboeken alsmede tijdens de college opgegeven artikelen.
In het tweede onderdeel (periode 4) leer je Romeins aardewerk determineren aan de hand van in Nederland opgegraven materiaal (‘schervenpracticum’).
|
|