Na afronding van de masterscriptie kun je:
- zelfstandig een duidelijke en representatieve status quaestionis formuleren in relatie tot het gekozen scriptie-onderwerp, uitgaande van en gefocust op een of meerdere bronteksten in het Grieks en/of Latijn;
- zelfstandig een specifieke wetenschappelijke probleemstelling formuleren op basis van de status quaestionis en zelfstandig consistent uitwerken;
- zelfstandig een onderzoeksmethodiek en passend tijdpad uitzetten;
- primaire en secundaire bronnen vanuit relevante theoretische en methodologische invalshoeken, zowel actuele als oudere, zelfstandig op de juiste waarde schatten;
- primaire en secundaire bronnen vanuit relevante theoretische en methodologische invalshoeken, zowel actuele als oudere, zelfstandig analyseren en correct verwerken
- nieuwe inzichten formuleren op inhoudelijk en/of methodologisch vlak die een wezenlijke toevoeging vormen aan de status quaestionis;
- kritisch reflecteren op de resultaten van je onderzoek;
- je eigen positie in het debat bepalen en adequaat omschrijven;
- een aan vooraf vastgestelde normen voldoend onderzoeksverslag schrijven.
|
|
|
Voorbereiding in werkgroepvorm en schrijven van een scriptie op gebied van de Oudheidstudies. De masterscriptie is bedoeld als afsluiting van het programma Griekse en Latijnse Taal- en Letterkunde. Je laat hiermee zien dat je zelfstandig een wetenschappelijke verhandeling kunt schrijven over een zelf verricht onderzoek binnen de eigen afstudeerrichting. Je kiest een onderwerp, al dan niet in aansluiting op het thema van het specialisatiecollege, en schrijft een werkstuk van 20.000 (maximaal 25.000) woorden (ca. 40-50 bladzijden). Je wordt begeleid door één docent. Daarnaast wordt, in overleg met de begeleider, een tweede beoordelaar gekozen. De eigen, nieuwe inbreng kan blijken uit de verwerking van nog niet eerder ontsloten bronmateriaal, het leggen van nieuwe verbanden tussen objecten onderling en/of met bronnen en literatuur, een nieuwe combinatie van bestaand materiaal, een originele probleemstelling of theoretische invalshoek.
Je wordt toegelaten tot de module na een voltooide bacheloropleiding Griekse en Latijnse Taal en Cultuur. De afspraken en planning worden vastgelegd in de scriptieovereenkomst. Deelname aan het masterscriptiecolloquium staat open voor studenten die (ter beoordeling van de docent, eventueel na raadpleging van de scriptiebegeleider) serieus aan het onderzoek voor hun masterscriptie zijn begonnen.
De hoofdbegeleider kies je in principe zelf. In overleg met hem/haar wordt het onderwerp vastgesteld dat je zelfstandig, maar met regelmatige consultering van de begeleider, uitwerkt. Er wordt een scriptieovereenkomst afgesloten waarin de keuze voor de begeleider en de gemaakte afspraken over onderwerp en planning worden vastgelegd.
Overleg moet plaatsvinden over ten minste de volgende onderdelen van het werkproces:
- vaststelling van de probleemstelling/hypothese/doelstelling;
- opstellen van het werkplan; overleg over de volgorde van werken;
- vaststelling van de methodologische aanpak;
- voortgangsrapportage, volgens afspraak;
- bespreking gerezen problemen, volgens afspraak;
- voorlopige indeling van de scriptie;
- bespreking van een eerste proeve van (een deel van) de tekst;
- overleg over de keuze van de tweede lezer;
- bespreking van de gehele tekst;
- eindoordeel/nabespreking.
De scriptie moet logisch en duidelijk opgebouwd en ingedeeld zijn. Werkwijze en literatuurgebruik moeten controleerbaar zijn via correcte toepassing van noten en literatuuropgaven. Verder moet de scriptie typografisch en qua spelling correct zijn afgewerkt. De vaardigheden die getoetst zijn in diverse onderdelen van de bacheloropleiding worden als aanwezig verondersteld. Aan een scriptie geschreven in het Nederlands wordt een Engelstalige samenvatting toegevoegd. Als richtlijn voor de omvang geldt dat de omvang van de scriptie tussen de 40 en 50 bladzijden ligt, exclusief illustraties en bijlagen (lettercorps 11; regelafstand 1,5). De eerste volledige versie dient te worden ingeleverd op 1 juni.
Afsluitingsprocedure: de hoofdbegeleider doet in principe het voorstel voor een tweede lezer. Indien je het niet eens bent met de keuze voor de tweede lezer, zal de hoofdbegeleider deze keuze beargumenteren. Als je het hier vervolgens nog niet mee eens bent, wordt dit geval aan de examencommissie voorgelegd. Een tweede lezer moet minstens één maand voor het inleveren van de definitieve versie van de scriptie op de hoogte worden gesteld van zijn/haar taak.
Je dient vijf exemplaren van het definitieve werkstuk in te leveren: twee hardcopies zijn bestemd voor de beide lezers, een derde voor het papieren archief (in te leveren bij Dr. Vincent Hunink), het vierde, digitale exemplaar wordt ingeleverd bij de secretaris van de deelexamencommissie en het vijfde exemplaar wordt digitaal aangeleverd en bewaard in het archief van de opleiding en is daar alleen met jouw toestemming te raadplegen. |
|
|