Na afronding van deze cursus kan de student :
1. de belangrijkste kunstwerken uit de westerse kunstgeschiedenis voor de behandelde periode herkennen, benoemen, beschrijven, analyseren en kritisch duiden in relatie tot hun historische context.
2. deze kunstwerken onderling vergelijken, zowel op het vlak van hun formele kwaliteiten als op het vlak van hun relatie tot de tijd waarin zij gemaakt zijn.
3. demonstreren dat kunsthistorische kennis afhankelijk is van methodes en benaderingswijzen die sterk aan verandering onderhevig kunnen zijn en tot heel verschillende resultaten kunnen leiden.
4. de grondbeginselen van de methoden en vaardigheden van kunsthistorisch onderzoek toepassen.
5. onder begeleiding een door de docent aangedragen vraagstuk uit de kunstgeschiedenis analyseren en beschrijven met behulp van door de docent beschikbaar gestelde literatuur en richtvragen.
6. literatuur aan de hand van opdrachten op kritische wijze beoordelen en verklaren en daarvan in een correcte en helder gestructureerde taal mondeling en schriftelijk verslag uitbrengen.
Leerdoelen 1, 2 en 3 betreffen de hoorcolleges; 1, 2, 3, 4, 5 en 6 betreffen de werkcolleges.
Deze cursus draagt bij aan de eindkwalificaties 1, 2 en (aspecten van) eindkwalificaties 3, 4 en 5 van de Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis. Deze eindkwalificaties zijn te vinden in de studiegids van de Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis.
|
|
|
Deze cursus biedt een overzicht van de beeldende kunst van de zeventiende en een deel van de achttiende eeuw. In Italië ontwikkelde zich in deze periode de barok, een artistieke stijl die als doel had de beschouwer te bedwelmen, verleiden en misleiden met een excessive vormentaal. Deze stijl werd retorisch ingezet in het klimaat van katholicisme en contrareformatie. In het protestantse Noord-Europa bestond een voorkeur voor een heel andere, realistische beeldtaal, met een nadruk op de aspecten als de uitbeelding van het leven van alledag, en een vaak empirische interesse voor het (wetenschappelijk) weergeven van de werkelijkheid. Vooral de Nederlandse zeventiende-eeuwse visuele cultuur toont deze focus het dagelijks leven, die uiteindelijk uitmondde in achttiende-eeuwse Engelse landschappen en groepsportretten. Deze cursus behandelt het realisme en illusionisme in de "lange zeventiende eeuw", waarbij de diverse, haptische en optische kunstvormen aan de orde komen: (trompe l'oeil) schilderkunst, prentkunst, beeldhouwkunst, interieurkunst en kunstnijverheid, waaronder b.v. poppenhuizen en zogenaamde perspectivische kijkdozen. Daarbij is aandacht voor kunsttheorie, artistieke opvattingen en verschillende interpretaties, die worden ingebed in politieke, sociaaleconomische, intellectuele en culturele contexten. Naast overzichtscolleges en verdiepende werkcolleges, worden colleges aangeboden waarin telkens één kunstwerk dat tot de canon van de kunstgeschiedenis behoort, centraal staat en als casus wordt uitgediept.
|
|
|
|
|
|
This course is also open to Lingua Receptiva students (“luistertaal”). Lingua Receptiva means that students who have sufficient receptive knowledge of Dutch to be able to read texts and follow lectures, but whose speaking and writing skills in Dutch might not be good enough, are given the opportunity to do the assignments, presentations, (oral) exams and assignments in English. So for example, in case of an exam the questions are in Dutch but you may answer them in English. If you are interested and think you have sufficient receptive skills, please contact the coordinator of that course. Click here for a receptive skills test Dutch.
|
|