Na afronding van dit vak
- is de student in staat om de belangrijkste kunstwerken en gebouwen uit de westerse kunstgeschiedenis voor de vroegmoderne periode in Zuid-Europa te herkennen, benoemen, beschrijven, analyseren en kritisch te duiden in relatie tot hun historische context
- kan de student deze kunstwerken onderling vergelijken, zowel op het vlak van hun formele kwaliteiten als in relatie tot de tijd waarin zij gemaakt zijn.
- kan de student demonstreren dat kunsthistorische kennis afhankelijk is van methodes en benaderingswijzen die sterk aan verandering onderhevig kunnen zijn en tot heel verschillende resultaten kunnen leiden.
- kan de student de grondbeginselen van de methoden en vaardigheden van kunsthistorisch onderzoek toepassen.
- kan de student onder begeleiding een door de docent aangedragen vraagstuk uit de kunstgeschiedenis analyseren en beschrijven met behulp van door de docent beschikbaar gestelde literatuur en richtvragen.
- kan de student literatuur aan de hand van opdrachten op kritische wijze beoordelen en verklaren, en daarvan correct en helder gestructureerd mondeling en / of schriftelijk verslag doen.
Leerdoelen 1, 2 en 3 betreffen de hoorcolleges; 1, 2, 3, 4, 5 en 6 betreffen de werkcolleges.
Deze cursus draagt bij aan de Ba-eindkwalificaties 1, 2 en (aspecten van) BA-eindkwalificaties 3, 4 en 5. Deze eindkwalificaties zijn te vinden in de studiegids van de Bacheloropleiding Kunstgeschiedenis.
|
|
|
Deze cursus biedt een overzicht van de kunst en architectuur van renaissance, barok, classicisme en neoclassicisme in Noord-Europa, dat wil zeggen, van de vroege zestiende tot en met het einde van de achttiende eeuw. De diverse kunstvormen komen hierbij aan de orde: schilderkunst en prentkunst, beeldhouwkunst, interieurkunst en kunstnijverheid, architectuur en stedenbouw. Daarbij is aandacht voor kunsttheorie, artistieke opvattingen en verschillende interpretaties, die worden ingebed in politieke, sociaal-economische, intellectuele en culturele contexten. Naast overzichtscolleges en verdiepende werkcolleges, worden colleges aangeboden waarin telkens één kunstwerk dat tot de canon van de kunstgeschiedenis behoort, centraal staat en als casus wordt uitgediept.
|
|
|
|
|
This course is also open to Lingua Receptiva students (“luistertaal”). Lingua Receptiva means that students who have sufficient receptive knowledge of Dutch to be able to read texts and follow lectures, but whose speaking and writing skills in Dutch might not be good enough, are given the opportunity to do the assignments, presentations, (oral) exams and assignments in English. So for example, in case of an exam the questions are in Dutch but you may answer them in English. If you are interested and think you have sufficient receptive skills, please contact the coordinator of that course. Click here for a receptive skills test Dutch.
|
|