Na afronding van de cursus:
- beheerst de student de basisbeginselen van de studie van een middeleeuws handschrift of gedrukt boek uit de periode voor 1800
- heeft de student voldoende basiskennis verworven om zich op wetenschappelijke wijze verder te bekwamen in codicologisch of analytisch bibliografisch onderzoek
- kan de student de resultaten van de studie van het fysieke boek toepassen binnen eigen literair- of cultuurhistorisch onderzoek
|
|
Centraal in deze cursus staan de primaire bronnen: de oude boeken waarin ons de teksten uit middeleeuwen en vroegmoderne tijd zijn overgeleverd. In opzet is het een praktische cursus. Je leert hoe je die handgeschreven en oude gedrukte boeken moet beschrijven en bestuderen en ontdekt gaandeweg wat je daaraan hebt voor je studie van de teksten daarin verspreid zijn, of van de cultuur waarbinnen ze gefunctioneerd hebben.
Je docent is een ervaringsdeskundige, die je bij deze studie naar het fysieke boek begeleidt. Op zijn persoonlijk verlanglijstje staat het fonds van de drukker Isaac Burghoorn en de literaire kring waar hij in de zeventiende eeuw in Den Haag deel van uitmaakte, met rare titels als Swarten duyvel, verthoonende wonderlijcke grillen des werelts, Nieuwe werelt vol gecken op gepronckt met een selfs-bedriegelijck onverstandt door den belagchelycken duyvel en Den verkeerden hemel, voor de deurwaerders, boere-plagers, bloet-suypers, en andere quade christenen, kortom vrolijke cultuur in de vorm van simpel uitgevoerde boekjes. Uiteindelijk gaat het er om die literaire kring nader te doorgronden en er achter te komen wie dit soort boekjes lazen en wat de impact van de lectuur ervan geweest kan zijn op hun denkbeelden over mens en maatschappij. Echter, wij beperken ons tijdens de cursus tot de boeken zelf, en die van Burghoorn bevinden zich niet in Nijmegen. Dat kan natuurlijk een probleem vormen.
De beginselen van het materiële onderzoek van een handschrift of oude druk maak je je in stappen eigen. Gewoon door te beginnen met het onderzoek naar een oud boek uit de Bijzondere Collecties van de Nijmeegse universiteitsbibliotheek en zelf te ontdekken hoe je daarvan een beschrijving moet maken. De ervaring leert dat bestudering sturend werkt: het handschrift of boek stelt je als het ware de vragen. De begeleiding is erop gericht, je te helpen die vragen op wetenschappelijke wijze te beantwoorden. Stapsgewijs zelf ontdekken is en blijft de beste methode om je de basisbeginselen van het vak van codicoloog of analytisch bibliograaf eigen te maken. Literatuurstudie kan je daarbij behulpzaam zijn.
Misschien ben je minder geïnteresseerd in de beschrijving van een middeleeuws handschrift of oude druk als materieel object, en wil je breder kijken, bijvoorbeeld naar het fonds van een drukker als Isaac Burghoorn, wat zijn achtergronden zijn, wie voor hem werkten, waar hij die teksten vandaan had en waar hij de boekjes met die vreemde titels liet drukken. Ook op dit terrein van de historische boekwetenschap moet je je eigen weg vinden, zelf het initiatief nemen. Mijn ervaring met de cursus die vorig jaar gegeven werd, rond de Nijmeegse drukken van het bijbels epos Abraham de aartsvader van de Vlaardingse dichter Arnold Hoogvliet (1687-1783), leert dat deze werkwijze in positieve zin verrassende resultaten oplevert. Wie serieus belangstelling in het vak heeft, leert snel. Dat de docent zich niet eerder met het onderzoeksobject heeft beziggehouden werkt nooit belemmerend, maar vergroot de zelfstandige werkhouding van de student.
Gezien de verwachte geringe intekening op deze cursus, is gekozen voor tutorials. Dus een project als dat rond de drukgeschiedenis van Abraham de aartsvader zit er ditmaal niet in. Bij twee of meer studenten gaan we natuurlijk wel met elkaar in gesprek en zullen we proberen een gemeenschappelijke koers uit te zetten, misschien weer rond een of meer oude boeken uit de Nijmeegse universiteitsbibliotheek. Tenzij je toch iets met Burghoorn wilt doen…
|
|
|
|
|
|
|