Na een succesvolle afronding van het scriptietraject kunnen studenten:
 

• relevante vraagstukken uit het vakgebied van de vergelijkende of institutionele literatuurwetenschap identificeren, die analyseren en zodoende een originele bijdrage leveren aan het onderzoek in het desbetreffende veld;
• op basis van een kritische evaluatie van eerder onderzoek een onderwerp afbakenen, (deel)onderzoeksvragen formuleren en een theoretisch en methodologisch kader opzetten;
• zowel theoretische en methodologische bronnen als secundaire literatuur over het onderwerp van onderzoek inzetten ten behoeve van de analyse (volgens de geldende regels voor de integere omgang met bronnen);
• kritisch reflecteren op de stand van het onderzoek op het gebied van het gekozen onderwerp, een eigen visie op actuele debatten in de vergelijkende of institutionele literatuurwetenschap  formuleren en suggesties doen voor toekomstig onderzoek;
• op een logisch opgebouwde, ondubbelzinnige en qua taalgebruik verzorgde wijze schriftelijk verslag doen van hun onderzoeksresultaten;
• de eigen werkzaamheden plannen en organiseren, kritische feedback verwerken, lacunes in hun eigen deskundigheid signaleren en deze zelfstandig aanpakken.

Je sluit de masteropleiding af met een scriptie van ca. 25.000 woorden (20 studiepunten). Je laat zien dat je in staat bent om verworven inhoudelijke kennis, inzichten en vaardigheden toe te passen in een samenhangend, goed geschreven relaas, op basis van een zelfstandig verricht onderzoek. Daarbij toon je aan interdisciplinaire theoretische en methodologische noties en begrippen te kunnen hanteren en te kunnen toetsen met betrekking tot literaire werken.

Uit de scriptie moet blijken dat je het vermogen bezit om wetenschappelijke literatuur op het terrein van de masteropleiding en daarin vervatte uiteenlopende opinies op kritische wijze te wegen en te schiften. Je toont met de scriptie dat je een grondig overzicht hebt van het letterkundig onderzoek op jouw vakgebied, en op basis daarvan in staat bent om zelfstandig een relevante onderzoekshypothese te formuleren. Tevens beschik je over de onderzoeksmethoden die nodig zijn om de hypothese te toetsen en zelfstandig onderzoek te doen.

Ten slotte moet uit de scriptie blijken dat je beschikt over de vaardigheden om van het onderzoek op helder gestructureerde en wetenschappelijk verantwoorde wijze schriftelijk verslag te doen.

In de Brightspacemodule van de opleiding vind je een uitgebreide beschrijving van de gang van zaken rondom de scriptie (de Brightspacemodule voor de scriptie zelf gebruiken we niet). Je vindt daar ook een overzicht van de onderzoekgebieden waarop de verschillende docenten je zouden kunnen begeleiden. Kies een onderwerp dat logisch samenhangt met de thematiek van de specialisatie die je volgt (Literatuur en Samenleving of Literair Bedrijf) en eventueel voortkomt uit onderzoek dat je hebt gedaan in de themacursus of een van de vakken die je daarna hebt gevolgd.

Je meldt je voor het traject aan bij de opleidingsvoorzitter (dennis.kersten@ru.nl): mail hem je onderwerp en een suggestie voor een begeleider (zie voor dat tweede ook weer het overzicht op Brightspace van de expertises van de docenten van de master Letterkunde). Hij wijst op basis van je aanmelding een begeleider aan.

Let op: je kunt maar op twee momenten in het jaar aan het traject beginnen. Als je je scriptie in het tweede semester schrijft, moet je je vóór de kerstvakantie bij de opleidingsvoorzitter met een onderwerp aangemeld hebben. Je wordt dan in januari aan een begeleider gekoppeld zodat jebij aanvang van het tweede semester aan de slag kan met je onderzoeksvoorstel. De deadline voor de eindversie van de scriptie zal dan rond 15 juni liggen. Schrijf je je scriptie in het eerste semester, meld je dan vóór de start van het collegejaar; je deadline zal in dat geval ongeveer 15 januari zijn.