Het bachelorwerkstuk dient als afsluiting van de bacheloropleiding, waarbij de student aan de hand van een door de docent aangereikt onderwerp blijk geeft van voldoende kennis en inzicht in de leerstof van de Nederlandse taalkunde en het verband daarvan met de verschillende relevante vakken van de taalwetenschap en/of psycholinguïstiek. De student dient in het bachelorwerkstuk aan te tonen dat hij/zij in staat is om:
- aan de hand van een taalwetenschappelijk thema de samenhang te zien tussen de verschillende taalkundige aspecten;
- een onderzoek op te zetten teneinde een onderzoeksvraag te beantwoorden;
- de voor dit onderzoek relevante gegevens te verzamelen, te ordenen en te analyseren;
- het gevonden antwoord te beargumenteren;
- zelfstandig – qua vorm en uitvoering – een werkstuk te maken. |
|
Elk semester bieden de verschillende disciplines binnen de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur - Letterkunde (Oudere en Moderne), Taalkunde (Historische en Moderne en Psycholinguïstiek) en Taalbeheersing - één of meer onderwerpen aan, waarover je dat semester een bachelorwerkstuk mag schrijven. In het tweede semester zal het aanbod aan onderwerpen ruimer zijn dan in het eerste semester omdat dit de periode is waarin het werkstuk volgens het programma van de opleiding gepland is.
Ongeveer twee maanden voor aanvang van ieder semester maakt de opleidingsvoorzitter bekend over welke onderwerpen je in het betreffende semester een bachelorwerkstuk kunt schrijven en welke docenten zullen optreden als begeleiders van die werkstukken. Let op: niet alle docenten van de opleiding NTC begeleiden elk semester bachelorwerkstukken.
|
|
|
|
|
|