Na afloop van de cursus kan de student:
- belangrijke literaire teksten interpreteren in het licht van de literaire en cultuurhistorische context;
- een goed beeld vormen van de actuele stand van het onderzoek naar Nederlandse literatuur in het algemeen en de besproken literaire teksten in het bijzonder, en een beredeneerde opzet maken voor nieuw onderzoek naar deze teksten;
- verschillende onderzoeksvragen aan dezelfde tekst stellen vanuit een wisselend literatuurtheoretisch kader en dergelijke vragen op een methodologisch verantwoorde manier uitwerken in een wetenschappelijk verslag.
|
|
De cursus is verdeeld in twee modules waarin telkens één belangrijke literaire tekst (een roman, gedichten- of verhalenbundel of een toneelstuk) centraal staat, uit de ‘oudere’ (tot 1815) en de ‘modernere’ (na 1815) Nederlandse letterkunde. Die tekst wordt bestudeerd in de literaire en historische context waarbinnen ze functioneerde. Tevens worden verschillende literatuurtheoretische benaderingen van deze tekst op hun bruikbaarheid onderzocht.
|
|
|
|
|
|