Na afronding van deze cursus kun je:
• de voornaamste begrippen uit de sociolinguïstiek kritisch hanteren en toepassen op concrete taalsituaties;
• productie- en perceptiedata en sociale achtergrondgegevens verzamelen, analyseren en interpreteren;
• de rol en de betekenis van taalvariatie in maatschappelijke contexten inschatten en duiden (een voorbeeld is het standaardtaaldebat in Nederland en Vlaanderen).
|
|
In deze cursus word je op praktische wijze vertrouwd gemaakt met enkele belangrijke onderwerpen en kennisbegrippen uit de sociolinguïstiek. In de colleges komen vooral taalvariatie en taalverschillen in en tussen Nederland en Vlaanderen aan bod, mede tegen de achtergrond van taalsituaties in andere landen. Maar het uitgangspunt is toch de taalsituatie in de Lage Landen.
Onderwerpen die tijdens de hoorcolleges aan bod komen zijn:
(1) theoretische basisbegrippen en verschillende kwantitatieve en kwalitatieve benaderingen in de sociolinguïstiek;
(2) fonetische, lexicale, en morfo-syntactische variatie;
(3) regionale en nationale variatie;
(4) sociale taalvariatie, identiteit en prestige;
(5) taalproductie, taalperceptie, taalevaluatie, en standaardtaalideologie;
(6) taalverandering en de rol van de standaardtaal;
(7) taal in het onderwijs.
In de werkcolleges ga je zelf aan de slag als onderzoeker, met het doel praktische ervaring op te doen in de sociolinguïstische analyse van taalverschijnselen. Je gaat taalproductie- en perceptiegegevens verzamelen, documenteren en analyseren. Er wordt een actieve bijdrage van je verwacht in de discussie over de analyse van taalvariatie.
|
|
|
|
|
|
|