Na afloop van deze cursus:
- ben je in staat om (in wetenschappelijke artikelen) gerapporteerde afasiesymptomen en resultaten van onderzoek naar de effectiviteit van afasietherapieën te interpreteren en te bespreken vanuit verschillende theoretische denkkaders.
- kun je op het niveau van een beginnend academicus een beargumenteerd standpunt innemen over het onderliggende, werkzame mechanisme van therapieprogramma’s voor mensen met afasie.
- kun je op het niveau van een beginnend academicus hypothesen formuleren over de talige (en niet-talige) cognitieve stoornissen die ten grondslag liggen aan afatisch taalgedrag. Je kunt deze hypothesen toetsen met behulp van cognitief-neuropsychologische modellen. Je kunt aangeven wat de beperkingen van dergelijke modellen zijn en hoe hierbij rekening gehouden moet worden bij de interpretatie van het observeerbare taalgedrag.
- kun je in grote lijnen (selectie van taken/testen, uitkomstmaten, in- en exclusiecriteria en meetmomenten) een experiment opzetten om de effectiviteit van diverse afasietherapieën te onderzoeken. Je houdt hierbij rekening met de voor- en nadelen van bestaande onderzoeksprocedures. Samen met medestudenten kun je je onderzoeksopzet presenteren aan peers.
|
 |
|
Afasie is een verworven taalstoornis. Mensen met afasie ervaren problemen bij het gebruik van hun moedertaal, doordat zij hersenletsel hebben opgelopen na de fase van taalverwerving. Hoe iemand met afasie communiceert, is niet alleen afhankelijk van de ernst en vorm van de afasie, maar ook van de mate waarin niet-talige cognitieve functies aangedaan zijn, zoals mentale flexibiliteit. Deze overige, niet-talige cognitieve functies bepalen bijvoorbeeld hoe goed iemand met afasie zich aan zijn taalproblemen kan aanpassen. In deze cursus wordt afasie met een taalvaardigheidsgebaseerde visie benaderd, waarbij veel aandacht wordt besteed aan het onderscheid tussen stoornis- en aanpassingssymptomen. Vanuit dit perspectief worden diverse onderzoeksprocedures en therapie-paradigma’s besproken.
|
|
|
|
|
|