Hoofdleerdoel:
Je kent de elementen/hoofdbestanddelen die de basis zijn van een goede en/of gezonde
voeding ter preventie van ziekte. Je weet hoe de voedingstoestand van iemand kan worden bepaald en wat de dagelijkse eiwit- en energiebehoefte van een individu is. Je kunt op basis van de leeftijdsfase en/of ziektebeeld van een patiënt uitleggen welke voeding, zowel op inhoud, vorm als wijze van toediening moet worden gegeven.
Leerdoelen:
- Je kent de basiselementen van een goede/gezonde voeding volgens de meest actuele richtlijnen.
- Je kent de methoden om voedingstoestand en -behoefte te bepalen.
- Je bent in staat om op basis van een specifieke leeftijdsfase en evt. gerelateerde ziekte patiënten te adviseren over aanpassingen in voeding/dieet, je kan dit met argumenten onderbouwen en op een voor de patiënt op een begrijpelijke manier uitleggen.
- Je kent de verschillende manieren waarop iemand voeding tot zich kan nemen; kan voor de individuele patiënt bepalen welke specifieke toedieningsvorm en –route onder de gegeven omstandigheden het meest optimaal is en kan de gemaakte keuze onderbouwen.
- Je bent in staat om op basis van een specifieke ziekte bij een patiënt adviezen te geven over aanpassingen in voeding/dieet, je kan dit met argumenten onderbouwen en voor de patiënt op een begrijpelijke manier uitleggen.
- Je kent de dieetcriteria die horen bij de verschillende diëten.
|
|
|
Voeding speelt een belangrijke rol in ons leven, het is een eerste levensbehoefte en tevens een bron van genot en sociale interactie. Bovendien heeft voeding invloed op (het ontstaan van) ziekte en herstel. Een goede voeding heeft een gevarieerde samenstelling; de optimale samenstelling is afhankelijk van persoonsgebonden factoren, zoals geslacht, leeftijd en dagelijkse lichamelijke inspanning. Maar ook gezondheid en ziekte (allergieën, klachten, symptomen en medische behandelingen) bepalen hoe de optimale voeding voor een individu moet worden samengesteld of wat iemand kan of zou moeten eten.
Voeding is nationaal gezien, en ook in het nieuwe Nijmeegse curriculum (curriculum 2015), een onderbelicht onderwerp in de (bio)medische opleidingen.
Dit keuzeblok heeft als doel te voorzien in de behoefte aan/ noodzaak tot meer onderwijs en verdieping over voeding in het bachelor onderwijs geneeskunde en biomedische wetenschappen en is qua inhoud vooral gericht op de klinische voeding.
Met behulp van dit keuzeblok krijg je als aankomend arts/specialist handvaten aangereikt om de rol van voeding te betrekken in de medische behandeling.
Dit keuzeonderwijs bestaat uit 10 weken met 9 uitdagende en klinisch zeer relevante onderwerpen, waarin door middel van zeer gevarieerde onderwijsactiviteiten - o.a. hoorcolleges, practica, literatuuronderzoek, praktijkopdrachten en casuïstiek - de rol van Voeding in praktijk onder de aandacht wordt gebracht. Voor enkele onderwijsbijeenkomsten zal worden uitgeweken naar faciliteiten van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN).
Toetsing
De schriftelijke eindtoets telt voor 50% mee, daarnaast zijn er 3 ZSO die ieder voor 16.6% meetellen. Dit samen bepaalt de eindscore.
Module opzet/tijdschema
Elke week begint met een introductie van het thema, daarin wordt een HC gegeven en zal een start worden gemaakt met de zelfstudie. Er contacturen gepland als afsluiting van het thema van die week.
|
|
|
|
|
|
|