1. De student kan uitleggen hoe exogene stoffen, farmacologische effecten uitoefenen op receptorniveau en hoe in het laboratorium via een experimentele benadering onderscheid gemaakt kan worden tussen agonisten, antagonisten, partiële agonisten en inverse agonisten.
2. De student kan de interactie van een geneesmiddel met een receptor beschrijven in kwantitatieve termen en is in staat data van receptor bindingsexperimenten en dosis respons studies te analyseren en te interpreteren.
3. De student is in staat de structuur-activiteits-relatie van een geneesmiddel te beschrijven in relevante chemische termen, en kan op grond van zijn/haar analyse suggesties doen voor het richting geven van het geneesmiddel ontwerp.
4. De student begrijpt welke chemische modificaties je kunt toepassen om de farmacokinetiek van een geneesmiddel te beïnvloeden, hoe dit in het laboratorium te onderzoeken en deze kennis te integreren in het geneesmiddelontwerp
|
|
In het curriculum is veel aandacht voor de toepassing van geneesmiddelen bij (individuele) patiënten. Zo zijn in Q1 t/m Q3 de allereerste basisprincipes van de farmacologie besproken en is er daarna veel aandacht geweest voor het meewegen van patiënt-specifieke factoren bij het voorschrijven van geneesmiddelen. In het reguliere onderwijs staat dan ook voornamelijk de patiënt en zijn ziekte centraal, waarbij er veel uitleg is over de toepassing van geneesmiddelen in de behandeling.
Echter, het wetenschapsveld van de farmacologie speelt zich ook bij uitstek af op het grensvlak van de biologie en chemie. En in de moleculaire aspecten van deze gebieden schuilt juist doorgaans het antwoord op de vraag hoe geneesmiddelen nou echt hun werking uitoefenen. In deze module stellen we je in staat inzicht te krijgen in hoe de chemische eigenschappen van een geneesmiddel molecuul de biologische werking bepalen. Om dit goed te doen stellen we in deze module daarom het geneesmiddel even centraal en niet de patiënt. Vragen waar we aan zullen werken in deze module zijn bijvoorbeeld: Hoe bestudeer je in het laboratorium de interactie van geneesmiddelen met een doelwit receptor of met belangrijke metaboliserende enzymen? Hoe leg je verbanden tussen de chemische structuur van een geneesmiddel en het farmacologische profiel van het middel? Hoe komt het dat het ene molecuul werkzaam is terwijl een molecuul dat er chemisch gezien heel veel op lijkt plotseling onwerkzaam is, of zelfs alleen maar ongewenste effecten lijkt te veroorzaken? En tenslotte, hoe gebruik je deze kennis bij de geneesmiddelontwikkeling.
Het keuzeblok vormt een goede verdieping van het geleerde in de MGZ leerlijn op het gebied van farmacologie en is een goede voorbereiding op, bijvoorbeeld, de minoren MIN01, MINK18 en ook voor stages op het gebied van de farmacologie en/of toxicologie. De module is geschikt voor BMW en GNK studenten met interesse in de experimentele/moleculaire farmacologie en farmacochemie.
Toetsing
Toetsing middels schriftelijke toets aan het einde van de module.
Module opzet
In een serie colleges, werkgroepen, zelfstudie opdrachten, en responsiecolleges gaan we in op deze aspecten. Je wordt in het veld geïntroduceerd aan de hand een aantal colleges die de noodzakelijke theorie bespreken en vervolgens zullen de geleerde principes verder geïllustreerd worden aan de hand van een aantal voorbeelden uit de ontwikkeltrajecten van een aantal “echte”geneesmiddelen.
Tijdschema
Maandag: 8 sbu
- Hoorcollege: Covalente en non-covalente bindingen: de relevantie voor geneesmiddel-receptor interactie (1 sbu)
- Werkgroep: Covalente en non-covalente bindingen: de relevantie voor geneesmiddel-receptor interactie ( 2 sbu)
- Hoorcollege: Farmacochemie, structuuractiviteits-relaties en pharmacophore modeling ( 1 sbu)
- ZSO: Farmacochemie, structuuractiviteits-relaties en pharmacophore modeling (4 sbu)
Dinsdag: 8 sbu
- Responsie college Farmacochemie, structuuractiviteits-relaties en pharmacophore modeling (1 sbu)
- Hoorcollege: Kwalitatieve en kwantitatieve receptor-farmacologie (1 sbu)
- ZSO: Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van dosis-respons curves (4 sbu)
- Werkgroep: Kwalitatieve en kwantitatieve analyse van dosis-respons curves (2 sbu)
Woensdag: 8 sbu
- ZSO moleculaire farmacokinetiek (2 sbu)
- Responsiecollege kwalitatieve en kwantitatieve receptor farmacologie ( 1 sbu)
- Interactief college moleculaire farmacokinetiek (2 sbu)
- Interactief college lead optimalisatie aan de hand van casuistiek (2 sbu)
- ZSO experimentele methoden (1 sbu)
Donderdag: 8 sbu
- Hoorcollege experimentele methoden (1 sbu)
- Rondleiding farmacologische laboratoria (1 sbu)
- Werkgoep experimenteel studie ontwerp (2 sbu)
- ZSO: voorbereiden toets (3 sbu)
- Responsiecollege alle stof (1 sbu)
Vrijdag: 8 sbu
- Zelfstudie voorbereiding toets (6 sbu)
- Schriftelijke toets (2 sbu)
Totaal 40 sbu = 1,5 EC
|
|
|