De student
- is bekend met de concepten van (geparametriseerde) krommen, oppervlakken en volumes en kan deze op concrete voorbeelden toepassen.
- is bekend met de grondleggende concepten voor functies van meerdere veranderlijken, in het bijzonder met de verschillende begrippen van afgeleiden (partiële, totale afgeleide, gradiënt).
- beheerst het differentiëren van functies van meerdere veranderlijken en weet de kettingregel toe te passen.
- is vertrouwd met de lineaire en kwadratische benadering van functies van meerdere veranderlijken en weet hieruit conclusies over het gedrag van een functie te trekken.
- kan deze kennis toepassen op het bepalen van extreme waarden van functies, mogelijk met constraints.
- kan integralen van functies van meerdere veranderlijken en vectorvelden berekenen
- heeft een indruk van de onderliggende theorie
- kent de integraalstellingen van Gauss, Stokes en Green en kan deze toepassen
- kent de fysische betekenis van oppervlak- en lijnintegralen als flux en arbeidDe studentj is op de hoogte van enkele toepassingen van deze theorie
|
 |
|
|