SOW-PWB2340
Kennis in praktijk 2
Cursus informatieRooster
CursusSOW-PWB2340
Studiepunten (ECTS)6
CategorieB2 (Tweede jaar bachelor)
VoertaalNederlands
Aangeboden doorRadboud Universiteit; Faculteit der Sociale Wetenschappen; Pedagogische Wetenschappen;
Docenten
Docent
A.A. van Dijk
Overige cursussen docent
Examinator
dr. A.H. van Hoogmoed
Overige cursussen docent
Coördinator
dr. A.H. van Hoogmoed
Overige cursussen docent
Contactpersoon van de cursus
dr. A.H. van Hoogmoed
Overige cursussen docent
Docent
dr. J.M.G.M. Stoep
Overige cursussen docent
Collegejaar2022
Periode
JAAR  (05-09-2022 t/m 14-07-2023)
Aanvangsblok
JAAR
Onderwijsvorm
voltijd
Opmerking-
Inschrijven via OSIRISJa
Inschrijven voor bijvakkersNee
VoorinschrijvingNee
WachtlijstNee
Plaatsingsprocedure-
Cursusdoelen

Het doel van KIP2 is om op basis van waarnemingen in de praktijk een vraagstelling te formuleren en deze te beantwoorden aan de hand van wetenschappelijke literatuur. Zo werk je verder aan de ontwikkeling van de kennis, de vaardigheden en de attitude van een scientist-practitioner in wording. Daarbij hoort ook het besef welke normen van invloed zijn op de praktijkplekervaring. Deze explicitering draagt bij tot een vakoverschrijdend opleidingsdoel, namelijk het kunnen onderbouwen van de eigen (persoonlijke en professionele) keuzes.

Aan het einde van de cursus kun je:
1. De ervaring uit Kennis in Praktijk 1 benutten om je aan te passen aan de nieuwe praktijkplek en je professionele repertoire uitbreiden;
2. Zelfstandig en vanuit eigen interesse een bepaald type gedrag van een of meerdere personen zoals waargenomen thematiseren en dit vervolgens omzetten in een vraagstelling die gerelateerd is aan een wetenschappelijk domein uit onderwijs- en/of pedagogische wetenschappen;
3. Deze vraagstelling beantwoorden aan de hand van een theoretisch kader op basis van een literatuurstudie passend bij de waargenomen gedragingen/groepsprocessen op de praktijkplek;
4. Reflecteren op zowel de normatieve kaders en waardenoriëntaties die je op de praktijkplek bent tegengekomen als op je eigen impliciete of expliciete normen die daar al of niet mee overeenkwamen (9).

Inhoud

Verschil tussen KIP1 en KIP2

In KIP1 sla je de brug van de wetenschap naar de praktijk en werk je vanuit de wetenschappelijke literatuur naar een vraagstelling. Je beantwoordt de vraagstelling door te analyseren in hoeverre jouw waarnemingen overeenkomen met het bijbehorende theoretisch kader.
In KIP2 wordt de volgorde omgedraaid. Je begint in de praktijk en slaat de brug naar de wetenschappelijke literatuur. Het uitgangspunt wordt gevormd door gedrag van één of van meerdere personen (bijvoorbeeld een groepsproces), dat jou opvalt. Gedrag of een groepsproces kan op verschillende manieren ‘opvallen’, bijvoorbeeld als iets onverwachts, abnormaals, problematisch, verwarrends, voorbeeldigs, inspirerends. Dat het ‘opvalt’ wil hier in het algemeen zeggen dat het uitnodigt om het nader te bestuderen. Op basis van het gedrag dat jou is opgevallen formuleer je een vraagstelling. Deze vraagstelling is een toespitsing van de vraag: “wat wil ik hier meer over weten?”. Je beantwoordt jouw vraagstelling door deze aan een relevant theoretisch kader te koppelen.
Vervolgens ga je bij jezelf na waarom het gedrag of groepsproces dat je thematiseert je eigenlijk intrigeert, oftewel welke (wellicht onbewuste) normen voor jouw waarneming, duiding en beleving bepalend zijn. Met deze reflectie onderzoek je de waarom-vraag: ‘Welke persoonlijke overtuigingen maken dat mij dit gedrag is opgevallen?’
Kortom, in KIP1 word je geïnspireerd door theorieën (over menselijk gedrag) die je in de collegezaal gehoord hebt. In KIP2 is het de praktijk die je ingeeft om voor jou opvallend gedrag te noteren en dit met een theoretisch kader in verband te brengen, terwijl je eveneens de aan jouw waarneming onderliggende normativiteit in kaart brengt. 

Achtergrond

In het tweede jaar staat in het curriculum de abnormale/afwijkende/problematische ontwikkeling centraal. Begrippen als abnormaal, afwijkend en problematisch zijn in zichzelf normatief. Dat wil zeggen, aan de categorisatie van gedrag (normaal, abnormaal, afwijkend, problematisch) ligt een norm ten grondslag. Dat is een beslisregel (die altijd de vorm heeft: ‘als X, doe Y’) aan de hand waarvan je iets beoordeelt, waarbij ‘X’ verwijst naar specifieke kenmerken van het gedrag - dus naar je criterium -, en ‘Y’ naar het ‘etiket’ dat je op het gedrag plakt. Z’n norm kan statistisch worden vastgesteld (gedrag van type X komt relatief veel/weinig voor) of door sociale onderhandeling over waarden (we beschouwen gedrag van type X als wel/niet wenselijk of nastrevenswaardig). Hoe een norm of gedragsregel tot stand komt of wat de regel nu precies behelst, is echter vaak niet helder en onderhevig aan een impliciet proces. Misschien is de norm zelfs nooit door iemand verwoord en berust ze alleen maar op gewoonte (‘zo gaat dat nu eenmaal bij ons’), of op een instinctieve neiging. Tegelijkertijd kleuren (impliciete) normen wel onze waarneming (dat wat ons opvalt of juist niet opvalt) en daarmee ook de keuzes die wij maken. Voor een scientist-practitioner is het om die reden van belang om zich ervan bewust te zijn hoe normen de eigen waarneming beïnvloeden. Dit is een voorwaarde voor het toepassen van een systematische en navolgbare methode die idealiter zowel wetenschappelijk onderzoek als het professionele handelen in de praktijk kenmerkt.

Opzet

Direct na de herfstvakantie begin je met ondersteunende werkzaamheden op een praktijkplek, één dag per week. Je schrijft een verslag over een thema dat in de context van jouw praktijkplek een rol speelt, waarbij je de theorie koppelt aan dat wat je waarneemt in de praktijk. Je bepaalt grotendeels zelf de inhoud van dit vak en voert het zelfstandig uit. Begeleid word je daarbij door een docent en jouw medestudenten in jouw werkgroep.

Tijdsinvestering

Tijdsindeling voor 6 EC (168 uur):
  • 100 uur praktijk, gesprekken en observatie
  • 9 uur bijeenkomsten (6 x 1,5 uur)
  • 19 uur literatuuronderzoek
  • 40 uur verslag schrijven
Deelname aan de bijeenkomsten en de vrijwilligersactiviteit is verplicht
Niveau
Bachelor 2
Voorkennis

Toetsinformatie
Het vak wordt afgesloten met een verslag.
Bijzonderheden
Let op: in deze cursus wordt omgegaan met vertrouwelijke gegevens van derden. Heb je normaliter je beveiligde RU-mail doorgelinkt naar je persoonlijke mailadres? Dan dien je vanwege de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) dat (tijdelijk) uit te zetten en bestanden met gevoelige informatie altijd te beveiligen met een wachtwoord.

Gezien de huidige situatie omtrent COVID-19 is alle informatie uit deze cursusbeschrijving nadrukkelijk onder voorbehoud. Toekomstige ontwikkelingen op het gebied van COVID-19 zouden ertoe kunnen leiden dat bepaalde passages niet langer overeenkomen met de beschrijvingen die bij de start van het studiejaar zijn gemaakt. Aan de cursusbeschrijvingen kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
Verplicht materiaal
Artikelen
Minimaal 2 recente wetenschappelijke artikelen en relevante cursusliteratuur passend bij de vraagstelling
Artikelen
Muijnck, W. de (n.d.). De ware scientist-practitioner. Ongepubliceerde tekst, Faculteit der Sociale Wetenschappen, Radboud Universiteit Nijmegen.
Artikelen
Takes, F. (2012). Het monoculturele drama. In S. Moerbeek & L. von Meyenfeldt (Eindred.), Ik ben opgevoed als een ezel (pp. 61-66). Amsterdam: Stichting BMP.

Werkvormen
Praktijkplek
AanwezigheidsplichtJa

Werkgroep/coaching
AanwezigheidsplichtJa

Toetsen
Verslag
Weging1
ToetsvormVerslag
GelegenhedenBlok JAAR, Blok JAAR

Opmerking
Wetenschappelijk onderzoeksverslag