De student is in staat om:
- toonaangevende moderne en hedendaagse filosofische posities te onderscheiden en vergelijken ten aanzien van kennis, wetenschap in het algemeen, sociale/gedragswetenschap, en wetenschappelijke pedagogiek
- de genoemde posities te analyseren en vergelijken op aannamen, begrippen, argumenten en waarden
- Te reflecteren op wenselijke en onwenselijke ontwikkelingen in theorievorming, onderzoek en praktische toepassing binnen de gedragswetenschappen
|
|
De kennisclaims van een academisch geschoolde pedagoog lijken een bijzonder gezag te hebben, ze zijn immers wetenschappelijk van aard. Maar wat wil dat zeggen? De volgende vragen zullen centraal staan:
- Wat is wetenschap voor een soort activiteit en wat mag gelden als bona fide wetenschap?
- Hoe komen we aan kennis, in het licht van kwesties als inductieprobleem, onderdeterminatie, theoriegeladenheid, verklaringspluralisme en de sociale aard van wetenschap?
- Hoe verhouden de sociale en gedragswetenschappen zich tot de natuurwetenschappen? Kunnen we de psychologie reduceren tot neurowetenschap? Hoe gaan we om met thema’s als betekenisgeving, beleving, normativiteit en belangen, die kenmerkend zijn voor de menselijke realiteit? Hoe kunnen we wetenschappelijk vat krijgen op opvoeding en onderwijs?
|
|