De student heeft:
- kennis en inzicht in de onderwijs- en opleidingssector (1)
- een visie op onderwijs gerelateerde thema’s (4)
- vaardigheden op het gebied van analyse, dataverzameling, verbetering van onderwijsgerelateerde problematieken en praktijkgerichte verslaglegging (2)
- vaardigheden op het gebied van: advisering (schriftelijk en mondeling); interviews en observaties; informatieverwerking en schrijven; (7)
- vaardigheden om onderwijskundige problemen die zich voordoen in de praktijk te analyseren en naar een verbeterplan te vertalen (5)
- communicatieve vaardigheden: communicatie met de praktijk (8)
|
|
In deze cursus maken studenten kennis met het werkveld en de beroepsvaardigheden van onderwijskundigen en pedagogen. Dit werkveld strekt zich uit over het brede gebied van onderwijs en opleidingen: voor- en vroegschoolse educatie, het basisonderwijs, voortgezet onderwijs (algemeen vormend en beroepsgericht). Ook wordt aandacht besteed aan de educatieve infrastructuur. Dit is het geheel van voorzieningen die bedoeld zijn om het onderwijs te faciliteren en te optimaliseren. Hiernaast leren studenten vaardigheden die van belang zijn voor het beroep van de onderwijskundige en pedagoog zoals adviesvaardigheden of interviewvaardigheden.
Verdieping vindt plaats aan de hand van gerichte opdrachten waarover studenten schriftelijk rapporteren. Visieontwikkeling vindt plaats door discussies over actuele thema's in werkgroepen. Studenten maken daarbij gebruik van de informatie die door relevante instellingen op het internet wordt aangeboden. Daarnaast voeren studenten een praktijkonderzoek uit in een sector naar keuze. In de praktijkopdracht leren studenten om onderwijskundige problemen die zich voordoen in de praktijk te analyseren en praktisch en theoretisch te verklaren, te vertalen naar een probleemstelling, vanuit de praktijk en theorie te beoordelen op verbetermogelijkheden en dit te vertalen naar een verbeterplan.
|
|
|